Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - Z
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(9)
2
(3)
A
(716)
B
(1126)
C
(201)
D
(3950)
E
(1470)
F
(203)
G
(922)
H
(2237)
I
(1322)
J
(284)
K
(770)
L
(466)
M
(718)
N
(389)
O
(807)
P
(524)
Q
(2)
R
(393)
S
(1101)
T
(1086)
U
(194)
V
(1259)
W
(1135)
X
(3)
Y
(88)
Z
(928)
Dutch
Recording
English
Learn
zij stukliep
she broke down
Learn
Zij tegen je kermt.
She moans at you.
Learn
Zij temperatuurde het kind om te zien of het koorts had.
She took the child’s temperature to see if they had a fever.
Learn
Zij tracht altijd de anderen te helpen.
She always tries to help others.
Learn
Zij verbergen zich.
They are hiding.
Learn
Zij verborg haar onderkin met sjaals.
She concealed her double chin with scarves.
Learn
Zij voelden zich respectvol bejegend.
They felt treated respectfully.
Learn
Zij vraagt het onmogelijke.
She’s asking for the impossible.
Learn
Zij wachten.
They’re waiting.
Learn
Zij wandelden over de heide.
They walked over the heath.
Learn
zij waren
they were
Learn
Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen
They were bright white and had long, flexible necks: they were swans
Learn
zij was
she was
Learn
Zij weet niet hoe ze een auto moet besturen.
She doesn’t know how to drive a car.
Learn
Zij wenkte de kinderen.
She beckoned the children.
Learn
Zij werden onbeleefd bejegend.
They were treated rudely.
Learn
zij werkt eraan
she’s working on it
Learn
Zij wijdde haar leven aan het onderwijs.
She dedicated her life to education.
Learn
Zij wil schakelen.
She wants to switch.
Learn
Zij wonen in het Verenigd Koninkrijk.
They live in the United Kingdom.
Learn
Zij woont in het Verenigd Koninkrijk.
She lives in the United Kingdom.
Learn
zij zag ze nu als sterren aan den hemel
she now saw them like stars in the sky
Learn
zij zijn
they are
Learn
zij zijn allemaal mooi, behalve dat ene
they are all beautiful except that one
Learn
Zij zijn neven.
They are cousins.
Learn
Zij zijn prachtig.
They’re lovely.
Learn
Zij zijn verraders.
They’re traitors.
Learn
Zij zou veeleer boeken lezen dan televisie kijken.
She would rather read books than watch TV.
Learn
zijbalk
sidebar
Learn
zijbalk verbergen
hide sidebar
Learn
zijde
side
Learn
zijlings
sideways
Learn
zijn
are
(plural)
Learn
zijn
to be
Learn
zijn
its
Learn
zijn
his
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
12
Page
13
Page
14
Page
15
Current page
16
Page
17
Page
18
Page
19
Page
20
…
Next page
Next ›
Last page
Last »