Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - Z
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(9)
2
(3)
A
(724)
B
(1134)
C
(202)
D
(3987)
E
(1478)
F
(204)
G
(926)
H
(2262)
I
(1326)
J
(285)
K
(775)
L
(466)
M
(719)
N
(392)
O
(816)
P
(529)
Q
(2)
R
(395)
S
(1114)
T
(1100)
U
(194)
V
(1271)
W
(1139)
X
(3)
Y
(88)
Z
(939)
Dutch
Recording
English
Learn
zij nam het kleine meisje op haar arm, en beiden vlogen in glans en vreugde hoog boven de aarde, oneindig hoog.
She took the little girl in her arms, and they both flew upwards, towards the brightness and joy far above the earth, endlessly high.
Learn
Zij poetst het huis elke week.
She cleans the house every week.
Learn
Zij proberen een wig tussen u en ons te drijven.
They are trying to drive a wedge between you and us.
Learn
Zij spanden zich nog meer in om het schip naar de wal te roeien, maar het lukte niet.
They went to great lengths to row the ship ashore, but failed.
Learn
Zij speelt piano.
She plays the piano.
Learn
Zij stak nog een lucifertje aan.
She lit another match.
Learn
Zij stegen zo hoog, zo hoog, dat het het lelijke jonge eendje wonderlijk te moede werd
As they climbed higher and higher in the air, the ugly little duckling felt wonderfully weary
Learn
Zij streek weer een lucifertje tegen den muur af, het werd weer helder, en in den glans daarvan stond haar oude grootmoeder, helder en glinsterend, vriendelijk en liefderijk.
She again struck a match on the wall, and again it became bright around her; in the brightness stood her old grandmother, clear and shining, yet loving in her appearance.
Learn
Zij studeert wiskunde.
She studies mathematics.
Learn
zij stukliep
she broke down
Learn
Zij tegen je kermt.
She moans at you.
Learn
Zij temperatuurde het kind om te zien of het koorts had.
She took the child’s temperature to see if they had a fever.
Learn
Zij tracht altijd de anderen te helpen.
She always tries to help others.
Learn
Zij verbergen zich.
They are hiding.
Learn
Zij verborg haar onderkin met sjaals.
She concealed her double chin with scarves.
Learn
Zij voelden zich respectvol bejegend.
They felt treated respectfully.
Learn
Zij vraagt het onmogelijke.
She’s asking for the impossible.
Learn
Zij wachten.
They’re waiting.
Learn
Zij wandelden over de heide.
They walked over the heath.
Learn
zij waren
they were
Learn
Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen
They were bright white and had long, flexible necks: they were swans
Learn
zij was
she was
Learn
Zij weet niet hoe ze een auto moet besturen.
She doesn’t know how to drive a car.
Learn
Zij wenkte de kinderen.
She beckoned the children.
Learn
Zij werden onbeleefd bejegend.
They were treated rudely.
Learn
zij werkt eraan
she’s working on it
Learn
Zij wijdde haar leven aan het onderwijs.
She dedicated her life to education.
Learn
Zij wil schakelen.
She wants to switch.
Learn
Zij wonen in het Verenigd Koninkrijk.
They live in the United Kingdom.
Learn
Zij woont in het Verenigd Koninkrijk.
She lives in the United Kingdom.
Learn
zij zag ze nu als sterren aan den hemel
she now saw them like stars in the sky
Learn
zij zijn
they are
Learn
zij zijn allemaal mooi, behalve dat ene
they are all beautiful except that one
Learn
Zij zijn neven.
They are cousins.
Learn
Zij zijn prachtig.
They’re lovely.
Learn
Zij zijn verraders.
They’re traitors.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
12
Page
13
Page
14
Page
15
Current page
16
Page
17
Page
18
Page
19
Page
20
…
Next page
Next ›
Last page
Last »