Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - Z
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
1
(9)
2
(3)
A
(725)
B
(1137)
C
(203)
D
(4001)
E
(1488)
F
(204)
G
(926)
H
(2283)
I
(1327)
J
(285)
K
(778)
L
(467)
M
(720)
N
(393)
O
(817)
P
(530)
Q
(2)
R
(398)
S
(1118)
T
(1104)
U
(194)
V
(1273)
W
(1140)
X
(3)
Y
(88)
Z
(945)
Dutch
Recording
English
Learn
Zij gebruikten vroeger een kerfstok om de voorraad bij te houden.
They used to use a tally stick to keep track of the stock.
Learn
Zij ging op een trede van het bordes op de binnenplaats zitten.
She sat down on a step from the landing in the courtyard.
Learn
Zij haalde er een uit!
She took one out!
Learn
zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee
she hadn’t sold even one matchbox and she hadn’t brought a single penny
Learn
Zij had prachtige foto’s getrokken van de dieren in de dierentuin.
She had taken beautiful pictures of the animals in the zoo.
Learn
zij hebben
they have
Learn
Zij hebben een schildpad.
They have a tortoise.
Learn
Zij hebben zich uit de naad gewerkt om de presentatie te verbeteren.
They worked hard to improve the presentation.
Learn
Zij heeft een auto, maar ik niet.
She has a car, but I don’t.
Learn
Zij heeft een deugdelijke reden om afwezig te zijn.
She has a valid reason to be absent.
Learn
Zij heeft kort haar.
She has short hair.
Learn
Zij heeft zich uit de naad gewerkt.
She worked her fingers to the bone.
Learn
Zij hekelt het besluit van de overheid.
She disapproves of the government's decision.
Learn
Zij houdt van dieren.
She loves animals.
Learn
zij is
she is
Learn
Zij is chauffeur.
She is a driver.
Learn
Zij is de gedoodverfde winnaar van het debat.
She is the presumed winner of the debate.
Learn
Zij is gewend laat op te blijven.
She is used to staying up late.
Learn
Zij is het aanspreekpunt voor technische problemen.
She is the contact person for technical issues.
Learn
zij is van Spaanse afkomst, daarom is zij zo dik
she is of Spanish descent, which is why she is so fat
Learn
Zij keek hem doordringend aan.
She gave him a piercing look.
Learn
Zij keek naar de bebaarde vreemdeling.
She looked at the bearded stranger.
Learn
zij kiezen twee ploegen
they choose two teams
Learn
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
They clapped their wings, and swam proudly in the water.
Learn
Zij kon in de kamer zien.
She could see into the room.
Learn
zij kookt
she cooks
Learn
Zij kreeg eeuwige roem door haar werk.
She attained everlasting fame through her work.
Learn
Zij kreeg plotseling een toeval.
She suddenly had a fit.
Learn
Zij kunnen uitrusten zolang als zij willen.
They can rest as long as they want to.
Learn
Zij lachten en schreeuwden.
They laughed and screamed.
Learn
Zij leek opgewonden.
She looked excited.
Learn
Zij leest eveneens boeken.
She also reads books.
Learn
Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.
She laid good eggs, and the woman loved her as if she had been her own child.
Learn
Zij lieten een eigenaardig geluid horen, spreidden hun prachtige, lange vleugels uit en trokken uit de koude streken naar warmere landen
They uttered a strange noise, spread their beautiful, long wings and flew away from those cold regions to warmer countries
Learn
Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.
They all look exactly like their father; but that rascal doesn’t even come to visit me.
Learn
Zij maakte ontbijt.
She made breakfast.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
11
Page
12
Page
13
Page
14
Current page
15
Page
16
Page
17
Page
18
Page
19
…
Next page
Next ›
Last page
Last »