Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - Z
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(2)
1
(18)
2
(9)
A
(787)
B
(1203)
C
(215)
D
(4238)
E
(1703)
F
(214)
G
(984)
H
(2508)
I
(1517)
J
(317)
K
(816)
L
(491)
M
(800)
N
(438)
O
(882)
P
(551)
Q
(2)
R
(431)
S
(1188)
T
(1162)
U
(214)
V
(1387)
W
(1270)
X
(3)
Y
(88)
Z
(1063)
Dutch
Recording
English
Learn
zij
she
Learn
Zij beoefent waarzeggerij met tarotkaarten.
She practices divination with tarot cards.
Learn
Zij bewaarde de brieven jarenlang.
She kept the letters for years.
Learn
Zij bouwt bruggen.
She builds bridges.
Learn
Zij danste met genade.
She danced with grace.
Learn
zij doet
she does
Learn
Zij draagt een bril.
She wears glasses.
Learn
Zij drinkt koffie.
She drinks coffee.
Learn
Zij eisten een vergoeding.
They demanded compensation.
Learn
zij gaat
she goes
Learn
Zij gebruikten vroeger een kerfstok om de voorraad bij te houden.
They used to use a tally stick to keep track of the stock.
Learn
Zij ging op een trede van het bordes op de binnenplaats zitten.
She sat down on a step from the landing in the courtyard.
Learn
Zij haalde er een uit!
She took one out!
Learn
zij had immers geen enkel doosje lucifers verkocht en bracht geen cent mee
she hadn’t sold even one matchbox and she hadn’t brought a single penny
Learn
Zij had prachtige foto’s getrokken van de dieren in de dierentuin.
She had taken beautiful pictures of the animals in the zoo.
Learn
zij hebben
they have
Learn
Zij hebben een schildpad.
They have a tortoise.
Learn
Zij hebben zich uit de naad gewerkt om de presentatie te verbeteren.
They worked hard to improve the presentation.
Learn
Zij heeft een auto, maar ik niet.
She has a car, but I don’t.
Learn
Zij heeft een deugdelijke reden om afwezig te zijn.
She has a valid reason to be absent.
Learn
Zij heeft kort haar.
She has short hair.
Learn
Zij heeft zich uit de naad gewerkt.
She worked her fingers to the bone.
Learn
Zij hekelt het besluit van de overheid.
She disapproves of the government's decision.
Learn
Zij houdt van dieren.
She loves animals.
Learn
zij is
she is
Learn
Zij is chauffeur.
She is a driver.
Learn
Zij is de gedoodverfde winnaar van het debat.
She is the presumed winner of the debate.
Learn
Zij is gewend laat op te blijven.
She is used to staying up late.
Learn
Zij is het aanspreekpunt voor technische problemen.
She is the contact person for technical issues.
Learn
zij is van Spaanse afkomst, daarom is zij zo dik
she is of Spanish descent, which is why she is so fat
Learn
Zij is vandaag ongesteld.
She has her period today.
Learn
Zij keek hem doordringend aan.
She gave him a piercing look.
Learn
Zij keek naar de bebaarde vreemdeling.
She looked at the bearded stranger.
Learn
zij kiezen twee ploegen
they choose two teams
Learn
Zij klapten met hun vleugels en zwommen fier in het water.
They clapped their wings, and swam proudly in the water.
Learn
Zij kon in de kamer zien.
She could see into the room.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
13
Page
14
Page
15
Page
16
Current page
17
Page
18
Page
19
Page
20
Page
21
…
Next page
Next ›
Last page
Last »