Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - U

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (628) B (966) C (158) D (3414) E (1015) F (161) G (772) H (1876) I (1020) J (234) K (645) L (396) M (616) N (350) O (676) P (466) Q (2) R (331) S (947) T (928) U (160) V (1104) W (881) Y (88) Z (738)
Dutch Recording English Learn

U

U (letter)

u

you (formal)

U bedriegt me.

You’re cheating me.

u bent

you are (formal)

U bent nu uitgeschreven van onze e-newsletter en e-mailings.

You are now unsubscribed from our e-newsletter and emailings.

u hebt

you have (formal)

u hebt ons verstoten

you have rejected us

U kocht brood.

You bought bread.

U kunt me geen enkel bevel geven.

You can’t give me orders.

U kunt niet bang zijn om te falen.

You can’t be afraid to fail.

U mag de bediende van een ander niet beoordelen.

You may not judge the servant of another person.

U mag geen geslachtsgemeenschap hebben met uw schoondochter.

You are not allowed to have sexual intercourse with your daughter-in-law.

U moet niet te veel van anderen afhankelijk zijn.

You shouldn’t depend on others too much.

U vindt hierbij uw nieuwe kleefbriefjes.

You will find here your new sticky labels.

U was verlegen.

You were shy.

ui

onion

uien

onions (short form)

uien soep

onion soup

uil

owl

uilen

owls

Uilen jagen vooral ’s nachts.

Owls hunt mainly at night.

Uilen kunnen in het donker zien.

Owls can see in the dark.

Uilen zijn mijn favoriete dieren.

Owls are my favourite animals.

Uilen zijn schattig.

Owls are cute.

Uilen zijn wijs.

Owls are wise.

uit

execute (part 1)

uit

from

uit

to challenge (part 1)

uit

consists of (part 2)

uit

to expand (part 1)

uit

looked like (part 2)

uit

take out (part 1)

uit

looks (part 3)

uit

matter (part 2)

uit

out

uit

pronounce (part 2)