Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (725) B (1137) C (203) D (3996) E (1485) F (204) G (926) H (2279) I (1326) J (285) K (778) L (467) M (720) N (392) O (816) P (530) Q (2) R (398) S (1118) T (1104) U (194) V (1273) W (1139) X (3) Y (88) Z (944)
Dutch Recording English Learn
Ik moet rijden.
I have to drive.
Ik moet slapen.
I need to sleep.
Ik moet stofzuigen.
I need to hoover.
Ik moet telefoneren.
I need to make a phone call.
Ik moet teruggaan en mijn familie bezoeken.
I have to go back and visit my family.
Ik moet u helaas afwijzen.
I’m afraid I have to turn you down.
Ik moet u vragen om in deze beker te plassen.
I need you to urinate in this cup.
Ik nader mijn bestemming.
I approach my destination.
ik nam
I took
Ik neem elke avond een bad.
I take a bath every night.
Ik omhelsde haar.
I hugged her.
Ik onderwijs Chinees.
I teach Chinese.
Ik ontmoette haar toevallig.
I met her by accident.
Ik ontmoette hem eergisteren.
I met him the day before yesterday.
Ik overweeg dat te doen.
I’m contemplating doing that.
Ik overweeg naar Australië te gaan.
I’m thinking of going to Australia.
ik poets
I brush
Ik poets de keuken bijna elke dag.
I clean the kitchen almost every day.
Ik poets de keuken.
I clean the kitchen.
Ik probeerde mijn angst te bedwingen.
I tried to control my fear.
Ik raakte verdwaald in de menigte.
I was lost in the crowd.
Ik rij snel.
I drive fast.
Ik rijd op de gewestweg.
I drive on the regional road.
Ik roep de politie.
I’ll call the police.
Ik roer mijn eigen thee.
I stir my own tea.
Ik schaak.
I play chess.
Ik scheer de schapen.
I am shearing the sheep.
ik schreef
I wrote
Ik schrijf om mijn ongenoegen te uiten.
I am writing to express my dissatisfaction.
Ik schrijf zeer dikwijls bijdragen voor Wikipedia.
I often write contributions for Wikipedia.
Ik skiede.
I was skiing.
Ik slaap in mijn auto.
I sleep in my car.
Ik sliep als een logboek.
I slept like a log.
Ik snap het niet.
I don’t get it.
Ik snap het.
I get it.
Ik speel geen piano.
I can’t play the piano.