Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1470) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (466) M (718) N (389) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1101) T (1086) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)
Dutch Recording English Learn
Ik heb een dokter nodig.
I need a doctor.
Ik heb een film gedownload.
I have downloaded a film.
Ik heb een gat in mijn spijkerbroek.
I have a hole in my jeans.
Ik heb een gulden.
I have a guilder.
Ik heb een hond en een kat.
I have a dog and a cat.
Ik heb een hond.
I have a dog.
Ik heb een hot dog voor Tom gekocht.
I bought Tom a hot dog.
Ik heb een kat.
I have a cat.
Ik heb een kikker in mijn keel.
I’ve got a frog in my throat.
Ik heb een klein stuk karton nodig.
I need a little piece of cardboard.
Ik heb een koude douche nodig.
I need a cold shower.
Ik heb een loonsverhoging nodig.
I need a raise.
Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde.
I have a natural ability in mathematics.
Ik heb een nieuwe auto nodig.
I need a new car.
Ik heb een nieuwe mobiele telefoon gekocht.
I bought a new mobile phone.
Ik heb een onderkin.
I have a double chin.
Ik heb een paar puisten op mijn gezicht.
I have a few pimples on my face.
Ik heb een paraplu nodig.
I need an umbrella.
Ik heb een pijnstiller nodig.
I need a pain reliever.
Ik heb een postkaart nodig.
I need a postcard.
Ik heb een scheermes nodig.
I need a razor.
Ik heb een schild nodig.
I need a shield.
Ik heb een stiefzuster.
I have a stepsister.
Ik heb een tandenborstel nodig.
I need a toothbrush.
Ik heb een U-bocht gemaakt.
I made a U-turn.
Ik heb een urgente zaak met je te bespreken.
I have an urgent matter to discuss with you.
Ik heb één van mijn schoenen onder mijn bed gevonden, maar de andere kan ik niet vinden.
I found one of my shoes under my bed, but I can’t find the other one.
Ik heb een vraag.
I have a question.
Ik heb eigenlijk geen pistool.
I don’t really have a gun.
Ik heb er één.
I have one.
Ik heb Frans geleerd.
I learned French.
Ik heb geen auto.
I don’t have a car.
Ik heb geen belangstelling voor de wetenschap.
I’m not interested in science.
Ik heb geen boek.
I don’t have a book.
Ik heb geen flauw benul.
I don’t have a clue.
Ik heb geen geld.
I don’t have any money.