Ik had dat niet moeten eten.
Ik had er geen zin in.
Ik had niet moeten bellen.
Ik had niet zo boos moeten worden.
Ik had nooit gedacht u hier te zien.
Ik had Tom moeten aankunnen.
ik heb
Ik heb afleiding nodig.
Ik heb al besteld.
Ik heb al genoeg gegeten.
Ik heb al mijn aanzien verloren.
Ik heb bekend.
Ik heb benzine nodig.
Ik heb bijna de hele nacht geen oog dichtgedaan!
Ik heb blond haar.
Ik heb bruin haar.
Ik heb bruine ogen.
Ik heb buikpijn.
Ik heb dat jaren verzwegen.
Ik heb dat niet gedaan.
Ik heb de betekenis niet begrepen.
Ik heb diabetes.
Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
Ik heb dorst.
Ik heb drie maanden in Australië gestudeerd.
Ik heb drie uur op Tom gewacht maar hij liet zich niet zien.
Ik heb drie wortels nodig.
Ik heb dringend hulp nodig.
Ik heb een aanzienlijk vermogen geërfd.
Ik heb een allergische reactie.
Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.
Ik heb een boek.
Ik heb een dokter nodig.
Ik heb een gulden.
Ik heb een hond.
Ik heb een hot dog voor Tom gekocht.