Ik eet geen vlees en vis.
Ik eet graag gebakken paling.
Ik eet veel kalkoen.
Ik eet veel varken.
Ik ga douchen.
Ik ga een auto stelen.
Ik ga even naar het toilet.
Ik ga liever te voet dan in een voertuig vervoerd te worden.
Ik ga met u mee.
Ik ga morgen winkelen.
Ik ga naar Australië om op een boerderij te werken.
Ik ga naar Boston vliegen.
Ik ga naar de vergadering.
Ik ga naar de winkel heen.
Ik ga Tom straks bellen.
Ik ga van school af.
Ik ga vandaag mijn haar wassen.
Ik ga wat tekst knippen en plakken.
Ik ga wel alleen.
Ik gaap want ik ben moe.
Ik gaf om hem.
Ik gebruik geen drugs.
Ik geef de voorkeur aan de zwarte.
Ik geef je het bevel onmiddellijk te vertrekken.
Ik geef niet om mijn toekomst.
Ik geef niets om winst.
Ik geloof het niet.
Ik geloof in deze leermethode.
Ik geloof niet in waarzeggerij.
Ik gespte mijn riem vast.
Ik ging naar Australië.
Ik haal het uit elkaar.
Ik haal wat koffie voor je.
Ik haat dit.
Ik haat scheikunde.
Ik haat wiskunde.