Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1472) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (466) M (718) N (390) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1102) T (1086) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)
Dutch Recording English Learn
Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.
A well-mannered duckling puts its feet outwards, just like its mother and father do.
een wenteltrap
a spiral staircase
een wetenschapper
a scientist
een wetgeving
a legislation
een wetsgeneesheer
a legal practitioner
een wettelijk betaalmiddel
a legal tender
een wijziging
a change
een wilde graai
a wild grab
een wildebeest
a wildebeest
een winkelcentrum
a mall
een witte kip met zwarte spikkels op haar veren
a white chicken with black speckles on her feathers
een witte raaf
a white raven
een witte schuimkraag
a white head of foam
Een woeste schreeuw joeg ons de stuipen op het lijf.
We were frightened by a savage scream.
een woestijn
a desert
een wolf
a wolf
Een wolk is gecondenseerde waterdamp.
A cloud is condensed water vapour.
een wond
a wound
een woonkamer
a living room
een woontoren
a residential tower
Een woord wordt in lettergrepen verdeeld.
A word is divided into syllables.
een worm
a worm
een worst
a sausage
een wortel
a carrot
een zacht gekreun
a soft moan
een zachte, blikkerige fluittoon
a soft, tinny whistle
een zaklamp
a torch
een zand
a sand
een zandweg tussen koren door
a dirt road through the grain
een zee
a sea
een zeer meelevend persoon
a very compassionate person
een zeer sterk deelnemersveld
a very strong field of participants
een zegen
a blessing
een zeilboot
a sailboat
een zeldzaam weerfenomeen
a rare weather phenomenon
een zes jaar oude jongen
a six-year-old boy