Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

1 (9) 2 (4) A (737) B (1151) C (203) D (4045) E (1528) F (204) G (934) H (2342) I (1363) J (291) K (779) L (467) M (732) N (413) O (824) P (530) Q (2) R (399) S (1120) T (1124) U (196) V (1306) W (1157) X (3) Y (88) Z (976)
Dutch Recording English Learn
een tijd
a time
een tijdelijke melding
a temporary notification
een tijdperk
an era
een toegang
an access
een toename van oorsuizen
an increase in tinnitus
een toeschouwer
a spectator
een toetsenbord
a keyboard
een toezegging
a commitment
een tolk
an interpreter
een tomaat
a tomato
een toneelvereniging
a theater association
een toonaangevend bedrijf
a leading company
Een toorts is een stok die door middel van vuur licht geeft.
A torch is a stick that gives light by means of fire.
een tor
a beetle
een touw
a rope
een tovenaar
a wizard
een toverdrank
a magic potion
een tractor
a tractor
Een tractor rijdt over het veld.
A tractor drives across the field.
een treuzelaar dat klopt, dat is waar
a liar that is right, that’s true
een troef
an asset
een tros druiven
a bunch of grapes
een trottoir
a sidewalk
een tuin
a garden
een tuinman
a gardener
Een tweede werd tegen den muur afgestreken
A second one was struck against the wall
Een tweede werd tegen den muur afgestreken
A second one was struck against the wall (paragraph)
Een tweede werd tegen den muur afgestreken; het gaf licht, en waar het schijnsel op den muur viel, werd deze doorzichtig als een sluier; zij kon in de kamer zien.
A second one was struck against the wall; it gave light, and where it shone against the wall, it went as transparent as a veil, she could see into the room.
een ui
an onion
een uitdagende positie
a challenging position
een uitgang
an exit
een uitlaatklep
an exhaust valve
een uitnodiging
an invitation
een uitspraak die onder geen beding goed te keuren valt
a statement that cannot be approved under any circumstances
een universiteit
a university
één uur
one o’clock