Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1472) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (466) M (718) N (390) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1102) T (1086) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)
Dutch Recording English Learn
een slagerij J. van der Ven
a butcher’s shop J. van der Ven
een slapeloze nacht
a sleepless night
een slecht idee
a bad idea
een sleutel
a key
een slijpsteen
a sharpening stone
een slotenmaker
a locksmith
een sluwe, berekenende manier
a sly, calculating way
een smaak
a flavor
een smalle stenen trap
a narrow stone staircase
Een snelle ruk aan het stuur redde ons.
A quick jerk of the wheel saved us.
een snelle vermelding
a quick mention
een snoep
a candy
een soep
a soup
een soepkom
a soup bowl
een softwarespecialist voor de publieke sector
a software specialist for the public sector
een soldaat
a soldier
een soort stelsel
some kind of system
een speld in de hooiberg zoeken
to look for a needle in a haystack
een speler
a player
een spierscheur
a muscle tear
een spoedig herstel
a speedy recovery
een spoedoverleg
an emergency meeting
een spoorweg
a railway
een sportschool
a gym
een staal
a steel
een staart
a tail
een stadion
a stadium
een stakingsaanzegging
a strike notice
een station
a station
een steekpartij met een breekmes
a stabbing with a utility knife
een steen
a brick
een steentje
a pebble
een stel heel rare fretten
a couple of very strange ferrets
een stemloze consonant
a voiceless consonant
een sterkere defensie
a stronger defense
een stille optocht
a silent procession