Dutch-English Dictionary - W

0 (2) 1 (18) 2 (9) A (787) B (1204) C (215) D (4241) E (1709) F (214) G (984) H (2514) I (1516) J (317) K (816) L (491) M (802) N (438) O (882) P (551) Q (2) R (431) S (1188) T (1162) U (214) V (1387) W (1273) X (3) Y (88) Z (1063)

Dutch	English	Learn
wegslepen	to tow away	Learn
wegstervende	dying away	Learn
wegwerp	disposable	Learn
wegwerpbekers	disposable cups	Learn
wei	meadow	Learn
weide	meadow	Learn
weiden	pastures	Learn
weidevogelkuikens	meadow bird chicks	Learn
weidevogels	meadow birds	Learn
weigeraars	refusers	Learn
weigeren	to refuse	Learn
weigeren	refuse (verb, plural)	Learn
weigert	refuses	Learn
weiland	meadow	Learn
weinig	few	Learn
weinig hoop voor duikboot	little hope for submarine	Learn
weinig mededogen	little compassion	Learn
weken	weeks	Learn
wekken	to wake	Learn
wekker	alarm clock	Learn
wekkerradio	clock radio	Learn
wel	well	Learn
welig	profusely	Learn
weliswaar	indeed	Learn
welk	which	Learn
Welk bedrijf biedt de goedkoopste verzekeringen?	Which company offers the cheapest insurance?	Learn
Welk boek lees je?	Which book are you reading?	Learn
Welk nummer moet ik bellen bij een ongeval?	What number should I call in case of an accident?	Learn
Welk soort eten vind je niet lekker?	What kind of food do you not like?	Learn
Welk tarief mag ik hanteren?	What rate should I use?	Learn
Welk team zal de wedstrijd winnen?	Which team will win the game?	Learn
welke	which (inflected form)	Learn
welke	what	Learn
Welke apparatuur gebruikt u voornamelijk?	What equipment do you mainly use?	Learn
Welke auto ziet er het beste uit volgens jou?	Which car do you think looks best?	Learn
Welke bus moet ik dan hebben?	Which bus should I take then?	Learn