Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - W

0 (2) 1 (18) 2 (9) A (771) B (1177) C (213) D (4184) E (1667) F (212) G (973) H (2474) I (1499) J (311) K (803) L (478) M (789) N (428) O (863) P (542) Q (2) R (414) S (1154) T (1147) U (206) V (1354) W (1252) X (3) Y (88) Z (1041)
Dutch Recording English Learn
Welke kleur huis vind je mooi?
What colour house do you like?
Welke kleur zijn zijn ogen?
What colour are his eyes?
Welke originele iPad hoes past bij je iPad?
Which original iPad cover fits your iPad?
Welke taal spreekt hij?
What language does he speak?
Welke talen spreek je?
Which languages do you speak?
Welke talen spreekt u?
What languages do you speak? (formal)
Welke vegetarische gerechten kan je aanbevelen?
Can you recommend any vegetarian dishes?
Welke zin is fout?
Which sentence is wrong?
Welke zoekmachine gebruik je?
Which search engine do you use?
welkom
welcome
Welkom in Japan.
Welcome to Japan.
Welkom in mijn nederige woning.
Welcome to my humble abode.
welnu
well now
Welnu, wil je dan wel eens zwijgen?
Well, will you ever shut up?
welopgevoed
well-mannered
wemelde
teemed with (third person singular)
wendde
turned
wenden
to turn
wending
twist
Wenen
Vienna
wenen
to cry
wenkbrauw
eyebrow
wenkbrauwen
eyebrows
wenkte
beckoned
wenkten
beckoned
wennen
to get used to
wens
wish (1st person singular)
Wens je hier je steentje toe bij te dragen?
Would you like to contribute to this?
wensen
wishes
wensen
to wish
wenskaart
greetings card
wenst
wish (2nd and 3rd person singular)
wentel
roll (1st person singular)
wenteltrap
spiral staircase
werd
became
werd erger
got worse