Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - W
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(2)
1
(18)
2
(9)
A
(787)
B
(1204)
C
(215)
D
(4241)
E
(1709)
F
(214)
G
(984)
H
(2514)
I
(1516)
J
(317)
K
(816)
L
(491)
M
(802)
N
(438)
O
(882)
P
(551)
Q
(2)
R
(431)
S
(1188)
T
(1162)
U
(214)
V
(1387)
W
(1273)
X
(3)
Y
(88)
Z
(1063)
Dutch
Recording
English
Learn
We hebben nadien veel gelachen.
We laughed a lot afterwards.
Learn
We hebben niemand om ons te helpen.
We have no one to help us.
Learn
We hebben niet goed gespeeld.
We didn’t play well.
Learn
We hebben niets gevonden om te eten.
We didn’t find anything to eat.
Learn
We hebben niets verkeerd gedaan.
We didn’t do anything wrong.
Learn
we hebben nood aan samenhorigheid
we need togetherness
Learn
We hebben op school drie toneelstukken opgevoerd.
We performed three plays at school.
Learn
We hebben overal gezocht.
We searched everywhere.
Learn
We hebben veel klanten verloren.
We’ve lost a lot of customers.
Learn
we hebben veel vrienden
we have a lot of friends
Learn
We hebben vele kilometers gelopen.
We have walked many miles.
Learn
We hebben verf nodig.
We need paint.
Learn
We hebben vijf katten.
We’ve got five cats.
Learn
We hebben zelfs kleurentelevisie.
We even have colour television.
Learn
We hielden ons vast aan de tak.
We held on tightly to the branch.
Learn
We hoopten dat alles als een leien dakje zou gaan.
We hoped everything would go smoothly.
Learn
We hopen dat veel van jullie zullen komen.
We hope many of you will come.
Learn
We houden van elkaar.
We love each other.
Learn
We importeren meel uit Amerika.
We import flour from America.
Learn
We konden niet meer opgetogen zijn.
We couldn’t be more excited.
Learn
We kunnen allen bij zijn ervaringen baat hebben.
We can all benefit from his experience.
Learn
We kunnen later gaan winkelen.
We can go shopping later.
Learn
We kunnen niet weer falen.
We can’t fail again.
Learn
We kunnen Tom niet vinden.
We can’t find Tom.
Learn
We kunnen veel sterren zien deze nacht.
We can see many stars tonight.
Learn
We kunnen veranderen.
We can change.
Learn
We maken soms fouten.
We sometimes make mistakes.
Learn
We moeten dat wrak wegslepen.
We need to tow that wreck away.
Learn
We moeten de heg snoeien vóór het feest.
We have to prune the hedge before the party.
Learn
We moeten de schwung behouden tijdens de race.
We need to maintain the momentum during the race.
Learn
We moeten de valreep stevig vastmaken.
We need to secure the gangplank firmly.
Learn
We moeten de vergadering verschuiven.
We need to move the meeting.
Learn
We moeten de wet naleven.
We must abide by the law.
Learn
We moeten deze prangende vraag oplossen.
We need to solve this pressing question.
Learn
We moeten dit van tevoren bespreken.
We need to discuss this beforehand.
Learn
We moeten een ruimte voor ons feest huren.
We need to rent a room for our party.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
13
Page
14
Page
15
Page
16
Current page
17
Page
18
Page
19
Page
20
Page
21
…
Next page
Next ›
Last page
Last »