Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - H
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(9)
2
(3)
A
(725)
B
(1137)
C
(203)
D
(3996)
E
(1485)
F
(204)
G
(926)
H
(2279)
I
(1326)
J
(285)
K
(778)
L
(467)
M
(720)
N
(392)
O
(816)
P
(530)
Q
(2)
R
(398)
S
(1118)
T
(1104)
U
(194)
V
(1273)
W
(1139)
X
(3)
Y
(88)
Z
(944)
Dutch
Recording
English
Learn
Het is zinloos als u vroeg opstaat en tot diep in de nacht ploetert.
It is useless to get up early and toil late into the night.
Learn
het Israëlische leger
the Israeli army
Learn
het jaagpad
the towpath
Learn
het jaar
the year
Learn
het jaarrapport
the annual report
Learn
het jong
the offspring
Learn
het kaarslicht
the candlelight
Learn
het kaartje
the ticket
Learn
het kabinet
the cabinet
Learn
het kader
the framework
Learn
Het kader is rood.
The frame is red.
Learn
Het kader is van hout.
The frame is made of wood.
Learn
het kaft
the cover
Learn
Het kan eender wie van ons zijn.
It could be any one of us.
Learn
Het kan eender wie zijn.
It could be anyone.
Learn
Het kan me geen laars schelen.
I couldn’t give a monkey’s.
Learn
Het kan sneeuwen.
It may snow.
Learn
Het kan voor de gebruiker verwarrend zijn.
It can be confusing for the user.
Learn
het kantoor
the office
Learn
het karakter
the character
Learn
Het karwei is eindelijk klaar.
The chore is finally done.
Learn
het kasteel
the castle
Learn
het katje
the kitten
Learn
het kenmerk
the feature
Learn
het keuringsverslag
the inspection report
Learn
het kind
the child
Learn
Het kind vulde haar zakken met kiezels van de kust.
The child filled her pockets with pebbles from the shore.
Learn
Het kind weent, want het wil eten.
The child is crying, because it wants to eat.
Learn
Het kind wil iets.
The child wants something.
Learn
Het kind zat onder het braaksel.
The child was covered in vomit.
Learn
het klaverblad
the cloverleaf
Learn
het kledingstuk
the garment
Learn
het kleed
the rug
Learn
het kleefbriefje
the sticky label
Learn
het kleinste
the smallest
Learn
het klimaat
the climate
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
22
Page
23
Page
24
Page
25
Current page
26
Page
27
Page
28
Page
29
Page
30
…
Next page
Next ›
Last page
Last »