Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (2) 1 (18) 2 (9) A (789) B (1214) C (215) D (4266) E (1723) F (213) G (984) H (2520) I (1521) J (318) K (817) L (493) M (805) N (440) O (885) P (551) Q (2) R (431) S (1191) T (1167) U (214) V (1393) W (1277) X (3) Y (88) Z (1070)
Dutch Recording English Learn
het geluk
the luck
het gemak
the ease
het gemeentehuis
the town hall
het gemis
the lack
het gen
the gene
het genoegen
the pleasure
het genot
the pleasure
het genot van wijn
the pleasure of wine
het gepiep
the chirp
het geraaskal
the raving
het gerecht
the dish
het gereedschap
the tools
het gerei
the gear
het gereis
the travelling
het geritsel
the rustling
het geritsel van bladeren
the rustle of leaves
het geroezemoes
the muttering
het gerst
the barley
het geschenk
the gift
Het geschiedt in de nacht.
It happens in the night.
het gesjoemel
the monkey business
het geslacht
the gender
het gesprek
the conversation
het gesputter
the crackling
het gesputter van de kaarsstompjes
the sputtering of the candle stubs
het gevaar
the danger
het geval
the case
het gevangeniswezen
the prison system
het gevecht
the fight
het gevoel
the feeling
Het gevoelde zich nu verheugd over al de nood en de ontberingen, die het doorgestaan had.
He now felt so glad at all the suffering and hardships which he had undergone.
het gewaad
the robe
het geweer
the gun
het geweld
the violence
Het gewelf van de hemel is bezaaid met sterren.
The canopy of the sky is sprinkled with stars.
Het gewelf van de sterrenhemel is adembenemend.
The canopy of the starry sky is breathtaking.