Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (2) 1 (18) 2 (9) A (787) B (1204) C (215) D (4241) E (1713) F (213) G (984) H (2514) I (1516) J (317) K (816) L (491) M (802) N (438) O (882) P (551) Q (2) R (431) S (1188) T (1162) U (214) V (1387) W (1273) X (3) Y (88) Z (1063)
Dutch Recording English Learn
Een eekhoorntje verstopte zich tussen de takken.
A squirrel hid among the branches.
een eetlepel
a tablespoon
een eeuwige doorn
an eternal thorn
een ei
an egg
een eigen zaak beginnen
to start your own business
een eigenaar
an owner
een eigenaardige, verwrongen glimlach
an odd, twisted smile
een eiland
an island
een eiser
a plaintiff
een eiser en een verweerder
a claimant and a defendant
een emmer
a bucket
een emmer water
a bucket of water
een emotioneel betoog
an emotional speech
één en één
one and one
een enigszins verfomfaaide kartonnen doos
a slightly rumpled cardboard box
Één enkel lucifertje zou haar wel goed doen, als zij er maar één uit een doosje durfde nemen, dit tegen den muur afstrijken en zich de vingers daaraan warmen.
A single match would do her good, if she would dare to take one from a box, strike it against the wall to warm her fingers.
een enorm harig lichaam
a huge hairy body
een enorme paarse megafoon
a huge purple megaphone
een enorme schaalvergroting
a huge increase in scale
een enorme slok cognac
a huge gulp of cognac
een erkenning
an acknowledgment
een esdoorn
a maple
een euvel
a problem
een evenredig deel van de kosten
a proportionate share of the costs
een evenwicht
a balance
een examen afleggen
to take an exam
een extra beveiligde kluis
an extra-secure safe
een extra rollenspel
an extra role play
een extra troef
an extra asset
een ezel
a donkey
een fabriek
a factory
een faculteit
a faculty
een fantastische film
a fantastic movie
een fantastische vang
a fantastic catch
een farao
a pharaoh
een fauteuil
an armchair