Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (641) B (994) C (161) D (3476) E (1067) F (166) G (791) H (1912) I (1056) J (240) K (669) L (403) M (633) N (353) O (699) P (471) Q (2) R (336) S (973) T (958) U (166) V (1130) W (911) Y (88) Z (767)
Dutch Recording English Learn

een opstapeling van incidenten

an accumulation of incidents

een opvouwbare koperen telescoop

a collapsible brass telescope

een orkaan

a hurricane

een oude boerderij

an old farm

een oude dame

an old lady

een oude eend

an old duck

een oude tafel

an old table

een oude vrouw

an old woman

een overbelaste spoeddienst

an overloaded emergency service

een overeenkomst

an agreement

een overtuigende overwinning

a convincing victory

Een paar dikke bruine kippen scharrelden pikkend over het erf.

A few fat brown chickens roamed the yard.

een paar engelbewaarders

a few guardian angels

een paar jaar

a few years

een paar mededelingen

a few announcements

een paar minuten

a few minutes

een paar seconden lang konden ze geen vin verroeren

for a few seconds they couldn’t move a muscle

een paar tellen later

a few seconds later

een paarse lakzegel

a purple wax seal

een pad

a toad

een paddenstoel

a mushroom

een persoonlijkheid

a personality

een petje

a cap

een plaag

a plague

een plan opstellen

to set up a plan

een planning beheren

to manage a schedule

een platte strohoed

a flat straw hat

een plattegrond

a map

een pleidooi

a plea

een plons

a splash

een poederdons

a powder puff

Een polsstok is een stok die gebruikt wordt om over objecten te springen.

A pole is a stick used to jump over objects.

een poot

a paw

een por

a poke

een positieve ingesteldheid

a positive attitude

een potje crème-achtig spul

a jar of creamy stuff