Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1470) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (465) M (718) N (389) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1101) T (1085) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)
Dutch Recording English Learn
een grote ijzeren kachel
a large iron stove
een grote luchtaanval
a major air raid
een grote maag
a large stomach
een grote vergissing
a big mistake
een grote verschuiving
a big shift
een grote vuurbal
a big fireball
Een grote zuil verhindert het zicht op het meer.
A large pillar obstructs the view of the lake.
een grote, dikke oorwurm
a big, fat earwig
een grote, knoestige wandelstok
a large, gnarled walking stick
een grote, oerlelijke pop
a big, ugly doll
een grote, omgeploegde akker
a large, plowed field
een grote, ouderwetse sleutel
a large, old-fashioned key
een hachelijke situatie
a dangerous situation
een hagedis
a lizard
een hak
a heel
een half uur
half an hour
een half uur later
half an hour later
een halve dag
half a day
een halve snoepwinkel
half a sweet shop
een halvegare
a lunatic
een handelsoorlog
a trade war
een handtas
a handbag
een haveloos gewaad
a ragged robe
een hecht team
a strong team
een hechte relatie
a close relationship
een heel groot hoofd
a very large head
een heel knappe vrouw
a very pretty woman
een heel mooie en leuke taal
a very beautiful and nice language
een heel schappelijk prijsje
a very reasonable price
een heerlijke taart
a delicious cake
een heerser
a ruler
een heilige zalving
a holy anointing
een hek
a fence
een hekel hebben aan
to hate
een hele la
a whole drawer
een hele nieuwe schwung
a whole new momentum