Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (2) 1 (18) 2 (9) A (787) B (1204) C (215) D (4241) E (1713) F (213) G (984) H (2514) I (1516) J (317) K (816) L (491) M (802) N (438) O (882) P (551) Q (2) R (431) S (1188) T (1162) U (214) V (1387) W (1273) X (3) Y (88) Z (1063)
Dutch Recording English Learn
een donut
a donut
een doolhof
a maze
een doordringende gil
a piercing scream
een doorgeefluik
a serving hatch
een doorn
a thorn
een doorn in het oog
a thorn in the eye
een doorslaand succes
a resounding success
een doorsnee gezin
an average family
Een doorsnee Griek betaalt slechts zeven maal per jaar met zijn bankkaart in de winkel.
A typical Greek pays only seven times a year with his bank card at the shop.
Een doorsnee Nederlander drinkt veel koffie.
An average Dutch person drinks a lot of coffee.
een doorzetter
a go-getter
een doos
a box
een doos bonbons
a box of chocolates
een doos dadels
a box of dates
een dorp
a village
een douche nemen
to take a shower
een draagvlak
a support base
een draak
a dragon
een dranghek
a crowd control barrier
een drenkeling
a drowning man
één drie
one three (1 3)
een drijfveer
a motive
een drijvende gemeenschap
a floating community
een dure auto
an expensive car
een dure laptop
an expensive laptop
een duur huis
an expensive house
een duurzaam staakt-het-vuren
a lasting ceasefire
een duurzame omgang
a sustainable approach
een dwaas
a fool
Een dwaas en zijn geld worden snel gescheiden.
A fool and his money are soon parted.
een e-mail
an email
een echte omwenteling
a real revolution
een echte strikvraag
a real trick question
een echtgenoot
a husband
een echtscheiding
a divorce
een eed afleggen
to take an oath