Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1470) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (465) M (718) N (389) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1101) T (1085) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)
Dutch Recording English Learn
een donut
a donut
een doolhof
a maze
een doordringende gil
a piercing scream
een doorgeefluik
a serving hatch
een doorn
a thorn
een doorslaand succes
a resounding success
Een doorsnee Griek betaalt slechts zeven maal per jaar met zijn bankkaart in de winkel.
A typical Greek pays only seven times a year with his bank card at the store.
een doorzetter
a go-getter
een doos dadels
a box of dates
een dorp
a village
een douche nemen
to take a shower
een draagvlak
a support base
een draak
a dragon
een dranghek
a crowd control barrier
een drenkeling
a drowning man
een drijfveer
a motive
een drijvende gemeenschap
a floating community
een dure auto
an expensive car
een dure laptop
an expensive laptop
een duur huis
an expensive house
een duurzaam staakt-het-vuren
a lasting ceasefire
een duurzame omgang
a sustainable approach
een dwaas
a fool
Een dwaas en zijn geld worden snel gescheiden.
A fool and his money are soon parted.
een echte omwenteling
a real revolution
een echte strikvraag
a real trick question
een echtgenoot
a husband
een echtscheiding
a divorce
een eed afleggen
to take an oath
Een eekhoorntje verstopte zich tussen de takken.
A squirrel hid among the branches.
een eeuwige doorn
an eternal thorn
een ei
an egg
een eigen zaak beginnen
to start your own business
een eigenaar
an owner
een eigenaardige, verwrongen glimlach
an odd, twisted smile
een eiland
an island