Dutch-English Dictionary - Z

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (724) B (1134) C (202) D (3987) E (1478) F (204) G (926) H (2262) I (1326) J (285) K (775) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1100) U (194) V (1271) W (1139) X (3) Y (88) Z (939)

Dutch	English	Learn
zonne	solar	Learn
zonnebaden	sunbathing	Learn
zonnebril	sunglasses	Learn
zonnepanelen	solar panels	Learn
zonneschijn	sunshine	Learn
zonnestelsel	solar system	Learn
zonnetje	sun (diminutive)	Learn
zonnige	sunny	Learn
zonsondergang	sunset	Learn
zonsopgang	sunrise	Learn
zoogdier	mammal	Learn
zoon	son	Learn
zoontje	little boy	Learn
zorg	care	Learn
Zorg dat alle onderdelen uit het menu zijn gemarkeerd als afgerond.	Make sure that all items in the menu are marked as completed.	Learn
Zorg ervoor dat je voldoende afstand houdt tot je voorligger om veilig te rijden.	Make sure to maintain a safe distance from the vehicle in front for safe driving.	Learn
Zorg voor een goede hygiëne onder de voorhuid.	Ensure good hygiene beneath the foreskin.	Learn
zorgde	took care	Learn
zorgen	cares (noun)	Learn
zorgen	to care	Learn
zorgen	care (verb plural)	Learn
zorgt	take care	Learn
zorgvuldig	diligent	Learn
zou	would (singular)
zou	should (singular)	Learn
Zou het misschien een kalkoens kuikentje zijn?	Could it perhaps be a turkey chick?	Learn
Zou ik een hamer kunnen lenen?	Could I borrow a hammer?	Learn
Zou je geïnteresseerd zijn?	Would you be interested?	Learn
Zou je naar Boston gaan als je de kans had?	Would you go to Boston if you had the chance to?	Learn
zou zijn	would be	Learn
zouden	would	Learn
zout	salt	Learn
zout en peper	salt and pepper	Learn
zout water	salt water	Learn
zoveel	as much	Learn
zoveel	so much	Learn