Dutch-English Dictionary - Z

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (724) B (1134) C (202) D (3987) E (1478) F (204) G (926) H (2262) I (1326) J (285) K (775) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1100) U (194) V (1271) W (1139) X (3) Y (88) Z (939)

Dutch	English	Learn
«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.	“She tried to warm herself,” said some.	Learn
«Zoveel geluk had ik mij niet kunnen voorstellen, toen ik nog een lelijk eendje was!»	“I had never imagined such happiness, when I was still an ugly duckling!”	Learn
“Zij zijn allemaal mooi, behalve dat ene; dat is mislukt; ik zou wel willen, dat je dat eens wat anders kon maken.”	“They are all beautiful except that one; that has failed; I wish you could make it into something else.”	Learn