Dutch-English Dictionary - Z

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (716) B (1126) C (201) D (3950) E (1470) F (203) G (922) H (2237) I (1322) J (284) K (770) L (465) M (718) N (389) O (807) P (524) Q (2) R (393) S (1101) T (1085) U (194) V (1259) W (1135) X (3) Y (88) Z (928)

Dutch	English	Learn
zuid	south	Learn
Zuid Afrika	South Africa	Learn
Zuid-Amerika	South America	Learn
zuiden	south (noun)	Learn
zuidoosten	southeast	Learn
Zuidpool	South Pole	Learn
zuig	suck	Learn
zuigers	pistons	Learn
Zuigers spelen een cruciale rol in motoren.	Pistons play a crucial role in engines.	Learn
zuigtablet	lozenge	Learn
zuil	column	Learn
zuilen	columns	Learn
zuinig	thrifty	Learn
zuinig	frugal	Learn
zuivel	dairy	Learn
Zuivel is de algemene naam voor uit rauwe melk bereide producten.	Dairy is the general name for products made from raw milk.	Learn
Zuivel is een andere naam voor melk en melkproducten.	Dairy is another name for milk and milk products.	Learn
zuiver	pure	Learn
zuiverste	purest	Learn
zul	will (formal form or in questions)	Learn
zulk	such	Learn
zulke	such (long form)	Learn
Zulke beweringen zijn niet bewezen.	Such claims are unproven.	Learn
zullen	will (plural)	Learn
Zullen we samen spelen?	Shall we play together?	Learn
zult	will	Learn
Zulte	Zulte (town)
Zulte Waregem	Zulte Waregem
zus	sister	Learn
zussen	sisters	Learn
zuster	sister (long form)	Learn
zusters	sisters	Learn
zuur	sour	Learn
zuur	acid	Learn
zuurdeeg	yeast	Learn
zuurstof	oxygen	Learn