Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - I
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(9)
2
(3)
A
(724)
B
(1134)
C
(202)
D
(3987)
E
(1478)
F
(204)
G
(926)
H
(2262)
I
(1326)
J
(285)
K
(775)
L
(466)
M
(719)
N
(392)
O
(816)
P
(529)
Q
(2)
R
(395)
S
(1114)
T
(1100)
U
(194)
V
(1271)
W
(1139)
X
(3)
Y
(88)
Z
(939)
Dutch
Recording
English
Learn
Ik weet zeker dat we zullen winnen.
I’m sure we’re going to win.
Learn
Ik weet.
I know.
Learn
Ik wens je wat hoop en wat uitzicht op morgen.
I wish you much hope and prospects in the future days.
Learn
Ik wens je wat warmte in kil-grijze dagen.
I wish you a lot of warmth in chilly grey days.
Learn
Ik werd geschorst.
I got suspended.
Learn
Ik werd regisseur.
I became a director.
Learn
Ik werd vlak voor Tom wakker.
I woke up just before Tom did.
Learn
Ik werd zenuwachtig op het toneel.
I got nervous on stage.
Learn
Ik werk graag.
I like to work.
Learn
Ik werk in een Thais restaurant.
I work in a Thai restaurant.
Learn
Ik werk op het consulaat.
I work at the consulate.
Learn
Ik werk vandaag niet.
I’m not working today.
Learn
Ik werk zelfs op zondag.
I even work on Sundays.
Learn
Ik wil alsjeblieft een koffie.
I want a coffee, please.
Learn
Ik wil blijven.
I want to stay.
Learn
Ik wil daar nog een keer heen.
I want to go there once more.
Learn
Ik wil dansen met mijn familie.
I want to dance with my family.
Learn
Ik wil dat je bij Tom blijft.
I want you to stay with Tom.
Learn
Ik wil dat je een gat graaft.
I want you to dig a hole.
Learn
Ik wil dat je hier komt.
I want you to come here.
Learn
Ik wil de kip met kaas, alstublieft.
I want the chicken with cheese, please.
Learn
Ik wil dit woordenboek kopen.
I want to buy this dictionary.
Learn
Ik wil een advocaat spreken.
I want to talk to a lawyer.
Learn
Ik wil een auto huren.
I want to rent a car.
Learn
Ik wil een baan zoeken.
I want to look for a job.
Learn
Ik wil een banaan.
I want a banana.
Learn
Ik wil een blik tomaten.
I want a can of tomatoes.
Learn
Ik wil een boek kopen.
I want to buy a book.
Learn
Ik wil een gerecht met brood.
I want a dish containing bread.
Learn
Ik wil een gerecht met eieren.
I want a dish containing eggs.
Learn
Ik wil een gerecht met ham.
I want a dish with ham.
Learn
Ik wil een gerecht met kip.
I want a dish containing chicken.
Learn
Ik wil een gerecht met rundsvlees.
I want a dish with beef.
Learn
Ik wil een gerecht met vis.
I want a dish with fish.
Learn
Ik wil een kat zijn.
I want to be a cat.
Learn
Ik wil een van deze kopen.
I’d like to buy one of those.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
20
Page
21
Page
22
Page
23
Current page
24
Page
25
Page
26
Page
27
Page
28
…
Next page
Next ›
Last page
Last »