Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - H
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(9)
2
(3)
A
(724)
B
(1134)
C
(202)
D
(3987)
E
(1478)
F
(204)
G
(926)
H
(2262)
I
(1326)
J
(285)
K
(775)
L
(466)
M
(719)
N
(392)
O
(816)
P
(529)
Q
(2)
R
(395)
S
(1114)
T
(1100)
U
(194)
V
(1271)
W
(1139)
X
(3)
Y
(88)
Z
(939)
Dutch
Recording
English
Learn
Hij lachte vreugdeloos.
He laughed joylessly.
Learn
Hij leefde in ballingschap.
He lived in exile.
Learn
Hij leefde jarenlang in ballingschap.
He lived in exile for many years.
Learn
Hij leek buitenlands beleid te begrijpen.
He seemed to understand foreign policy.
Learn
Hij leerde hard zodat hij kon slagen.
He studied hard so that he could succeed.
Learn
Hij leest boeken.
He reads books.
Learn
Hij leest een boek terwijl ik werk.
He reads a book while I work.
Learn
hij liep
he ran
Learn
Hij liep met grote passen en maaiende armen op hen af.
He walked towards them with great strides and waving arms.
Learn
Hij liep met grote passen naar het kasteel.
He walked to the castle with great strides.
Learn
Hij liet zijn haar kort knippen.
He had his hair cut short.
Learn
Hij ligt nog steeds op intensieve zorg met een hersenbloeding en een breuk in zijn schedel.
He is still in intensive care with a brain haemorrhage and a fracture to his skull.
Learn
Hij lijkt zich hier geen zorgen over te maken.
He didn’t seem to be worried about this.
Learn
Hij loopt naar het klaslokaal.
He walks to the classroom.
Learn
Hij maait het gras iedere zaterdag stipt om twee uur ’s middags.
He cuts the grass every Saturday at two o’clock in the afternoon.
Learn
Hij maakt geen onderscheid tussen goed en kwaad.
He does not distinguish between good and evil.
Learn
Hij maakte een beeld van was.
He made a statue from wax.
Learn
Hij maakte een flauwe grap.
He made a lame joke.
Learn
Hij maakte zijn huiswerk op het valreep af.
He finished his homework at the last minute.
Learn
hij meer geluid maakte dan verstandig was
he made more noise than was wise
Learn
hij moest
he had to
Learn
Hij moest diep inademen voordat hij sprak.
He had to take a deep breath before he spoke.
Learn
Hij moest eigenlijk een kever in een knoop veranderen
He actually had to turn a beetle into a button.
Learn
Hij moest zo vreselijk lachen dat hij zich nauwelijks kon verroeren.
He laughed so much that he could hardly move.
Learn
hij moet
he must
Learn
Hij moet de auto wegslepen.
He needs to tow the car away.
Learn
Hij moet zich bewust zijn van het gevaar.
He must be aware of the danger.
Learn
Hij mopperde over het koude weer.
He grumbled about the cold weather.
Learn
hij nadert
he is approaching
Learn
Hij nam een krijtje en schreef op het bord.
He took a piece of chalk and wrote on the board.
Learn
Hij nam zijn boeken bij elkaar.
He gathered his books together.
Learn
Hij neemt vrijwel nooit een douche.
He hardly ever takes a shower.
Learn
Hij onderbrak de spreker telkens met vragen.
He interrupted the speaker with frequent questions.
Learn
Hij ondermijnt het vertrouwen van zijn collega’s.
He is undermining his colleagues’ trust.
Learn
Hij ontving een toekenning voor zijn prestaties.
He received an award for his achievements.
Learn
Hij ontving een vergoeding.
He received compensation.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
45
Page
46
Page
47
Page
48
Current page
49
Page
50
Page
51
Page
52
Page
53
…
Next page
Next ›
Last page
Last »