Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (724) B (1134) C (202) D (3987) E (1478) F (204) G (926) H (2262) I (1326) J (285) K (775) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1100) U (194) V (1271) W (1139) X (3) Y (88) Z (939)
Dutch Recording English Learn
Hij verhaspelde zijn zinnen.
He muddled his sentences.
hij verheugde zich weliswaar op het nieuwe schooljaar
he was looking forward to the new school year
Hij verkoopt allerlei producten.
He sells all sorts of products.
Hij verlaat het huis.
He leaves the house.
Hij verloor de belangstelling voor politiek.
He has lost interest in politics.
Hij verloor zijn schwung.
He lost his momentum.
Hij verrast mij telkens weer.
He keeps surprising me.
Hij verslaat de tegenstander.
He defeats the opponent.
hij vervangt
he replaces
Hij verwoestte de boerderij.
He destroyed the farm.
Hij verwoestte de stad.
He destroyed the city.
Hij verwoestte steden en boerderijen op zijn pad.
He destroyed cities and farms in his path.
Hij voelde een golf van opwinding.
He felt a wave of excitement.
Hij voelde zich een beetje beverig.
He felt a little shaky.
Hij voelde zich enigszins teleurgesteld door het resultaat.
He felt somewhat disappointed by the outcome.
Hij voelde zich onbehaaglijk in het donker.
He felt uneasy in the dark.
Hij voelde zich rotter dan ooit.
He felt worse than ever.
Hij vonnist streng.
He judges harshly.
hij vroeg me
he asked me
Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
He asked me whether I could do him a favour.
hij was
he was
Hij was aanwezig tijdens de vergadering.
He was present at the meeting.
Hij was altijd nogal een zonderling.
He had always been a bit of an oddball.
hij was boos dat ik het niet deed
he was angry that I hadn’t done it
Hij was buitengewoon beleefd.
He was exceptionally polite.
Hij was de gedoodverfde leider van de groep.
He was the presumed leader of the group.
Hij was een groot bewonderaar van Albert Einstein.
He was a great admirer of Albert Einstein.
Hij was een zeer wijs, rijk en machtig koning.
He was a very wise, rich and powerful king.
Hij was eens hier.
He was once here.
Hij was niet parelwit en doorschijnend meer.
He wasn’t pearly white and translucent any more.
Hij was te verward om een goed antwoord te geven. He was too confused to give a proper answer.
Hij was verpletterd door het slechte nieuws.
He was crushed by the bad news.
Hij was vlak achter mij.
He was just behind me.
Hij was zich niet bewust van het gevaar.
He was not aware of the danger.
Hij was zwaar gewond.
He was badly wounded.
Hij weet alles.
He knows everything.