Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (639) B (990) C (160) D (3456) E (1052) F (166) G (785) H (1899) I (1045) J (240) K (664) L (402) M (626) N (353) O (695) P (469) Q (2) R (336) S (967) T (944) U (163) V (1123) W (905) Y (88) Z (760)
Dutch Recording English Learn

een boomslang

a tree snake

een bord

a plate

een brede grijns

a wide grin

een brief

a letter

een briljante theorie

a brilliant theory

een brouwsel

a brew

een bruin ei

a brown egg

een budget opmaken

to establish a budget

een buiging

a bow

een buil

a bump

een bureau

a desk

een bus

a bus

een bushalte

a bus stop

een cartoon

a cartoon

een celstraf

a prison sentence

een confrontatie tussen heethoofden en de politie

a confrontation between hotheads and the police

een contract

a contract

één daarvan viel naar beneden en vormde een lange, vurige streek.

one of them fell down and formed a bright streak of fire.

een dakpan

a roof tile

een dampende beker

a steaming cup

een derde

a third

Een dergelijke schikking is niet mogelijk.

Such an arrangement is not possible.

een deugddoende vakantie

a pleasant holiday

een deur op een kier

a door ajar

Een dienblad vol dingen die gruwelijk veel op menselijke nagels leken.

A tray full of things that looked horribly similar to human nails.

een dikke wollen bivakmuts

a thick woolen balaclava

Een dochter is een persoon van het vrouwelijk geslacht in relatie tot een of twee ouders.

A daughter is a person of the female gender in relation to one or two parents.

een doffe dreun

a dull thump

een doffe plof

a dull thud

een donker bos

a dark forest

een donkere en trieste dag

a dark and sad day

een donkere lappendeken van velden en bomen

a dark patchwork of fields and trees

een doolhof

a maze

een doordringende gil

a piercing scream

een doorgeefluik

a serving hatch

een doorn

a thorn