Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (641) B (994) C (161) D (3476) E (1067) F (166) G (791) H (1912) I (1056) J (240) K (669) L (403) M (633) N (353) O (699) P (471) Q (2) R (336) S (973) T (958) U (166) V (1130) W (911) Y (88) Z (767)
Dutch Recording English Learn

Een voordeur en een raam zijn beschadigd.

A front door and a window were damaged.

een vork

a fork

een vraag

a question

een vriend

a friend

een vriendelijke oom

a kind uncle

een vruchtbaar jaar

a fruitful year

een wandeling maken

to take a walk

een wandkleed

a tapestry

een waterpeil

a water level

een waterpeil van anderhalve meter hoog

a water level of one and a half meters high

een wee gevoel in zijn maag

a sick feeling in his stomach

een weefsel

a tissue

een weerspiegeling

a reflection

een weerspiegeling van de maatschappij

a reflection of society

een wekkerradio

a clock radio

Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.

A well-mannered duckling puts its feet outwards, just like its mother and father do.

een wenteltrap

a spiral staircase

een wetgeving

a legislation

een wetsgeneesheer

a legal practitioner

een wijziging

a change

een wilde graai

a wild grab

een wildebeest

a gnu

een witte kip met zwarte spikkels op haar veren

a white chicken with black speckles on her feathers

een witte raaf

a white raven

een wolf

a wolf

Een wolk is gecondenseerde waterdamp.

A cloud is condensed water vapour.

Een woord wordt in lettergrepen verdeeld.

A word is divided into syllables.

een zacht gekreun

a soft moan

een zandweg tussen koren door

a dirt road through the grain

een zeer meelevend persoon

a very compassionate person

een zeer sterk deelnemersveld

a very strong field of participants

een zegen

a blessing

een zeilboot

a sailboat

een zes jaar oude jongen

a six-year-old boy

een zestiger

a man in his sixties

een zestiger en twee zeventigers

one in their sixties and two in their seventies