Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - E

1 (9) 2 (3) A (725) B (1137) C (203) D (4001) E (1488) F (204) G (926) H (2283) I (1327) J (285) K (778) L (467) M (720) N (393) O (817) P (530) Q (2) R (398) S (1118) T (1104) U (194) V (1273) W (1140) X (3) Y (88) Z (945)
Dutch Recording English Learn
een leven
a life
een licentie
a license
Een lichte por was genoeg om haar te stoppen.
A slight poke was enough to stop her.
een lief, klein, zwart katje
a sweet, small, black kitten
een liefde
a love
een lier
a winch
een lieve, kleine, zwarte kat
a sweet little black cat
een lift
a lift
een lijst met schoolboeken
a list of textbooks
een loodgieter
a plumber
een loopbaan
a career
een losse batterij
a loose battery
een loze bewering
an empty statement
een luchthaven
an airport
een luik
a hatch
een lunch
a lunch
een maaltijd
a meal
een maand
one month
een maand geleden
a month ago
een magazijn
a warehouse
een magneet
a magnet
een magnetron
a microwave
een man
a man
een man en een vrouw
a man and a woman
een man met een baard
a man with a beard
een mand
a basket
een mannelijke vriend
a male friend
een markt
a market
een marktleider in de productiesector
a market leader in the manufacturing sector
een masker
a mask
een mededeling
a notice
een meelevend geluidje
a sympathetic sound
een meer
a lake
een meetlat
a measuring stick
Een meisje durft niet naar huis uit angst voor straf en kou.
A girl doesn't dare to go home for fear of punishment and cold.
Een meisje raakte daarbij gewond in haar aangezicht ter hoogte van de hals en het oor.
A girl was injured in her face at the level of the neck and ear.