Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (724) B (1134) C (202) D (3987) E (1478) F (204) G (926) H (2262) I (1326) J (285) K (775) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1100) U (194) V (1271) W (1139) X (3) Y (88) Z (939)
Dutch Recording English Learn
de luchtweg
the airway
de lucifer
the match
de lucifers
the matches
de lucifersdoosjes
the matchboxes
De luifel beschermt tegen de zon.
The canopy protects against the sun.
De luifel biedt schaduw.
The canopy provides shade.
de luis
the louse
de lunch
the lunch
de lust
the desire
de maag
the stomach
de maagd
the virgin
de maaltijd
the meal
de maan
the moon
De maan schijnt ’s nachts.
The moon shines at night.
De maan schijnt.
The moon is shining.
De maan stond boven de horizon.
The moon was above the horizon.
de maand
the month
de maanden
the months
de maanden mei en juni
the months of May and June
de maat
the measure (short form)
de maatregel
the measure
De maatregel is een preventieve actie tegen spieken.
The measure is a preventative action against cheating.
de maatschappij
the society
de maatschappijen
the companies
de maatstaven
the standards
de machine
the machine
de macht van de adel
the power of the nobility
de machten
the powers
de magneet
the magnet
de magnetron
the microwave
de maïs
the sweetcorn
de make-up
the makeup
de malen
the times
de man
the man
de man
the husband
De man had pijn op zijn borst.
The man had pain in his chest.