Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (2) 1 (18) 2 (9) A (789) B (1214) C (215) D (4266) E (1723) F (213) G (984) H (2520) I (1521) J (318) K (817) L (493) M (805) N (440) O (885) P (551) Q (2) R (431) S (1191) T (1167) U (214) V (1393) W (1277) X (3) Y (88) Z (1070)
Dutch Recording English Learn
de knoflook
the garlic
de knokkels
the knuckles
de knolraap
the turnip
de knoop
the button
de knots
the club
de knuffel
the hug
de knuppel
the bat
de kobold
the goblin
de koe
the cow
De koe drinkt uit de watertrog.
The cow is drinking from the water trough.
De koe staat in de wei te herkauwen.
The cow is chewing the cud in the meadow.
de koeien
the cows
De koeien bleven binnen de omheining.
The cows stayed inside the enclosure.
de koek
the cake
de koeken
the cakes
de koekenpan
the frying pan (long form)
de koelkast
the refrigerator
de koelkast
the fridge
De koelkast staat open.
The refrigerator is open.
de koers
the exchange rate
de koets
the carriage
De koets stond klaar om de bruid naar de kerk te brengen.
The carriage was ready to take the bride to the church.
de koffer
the suitcase
de koffie
the coffee
De koffie bevalt mij prima.
The coffee suits me just fine.
De koffie is zwart.
The coffee is black.
De kogel trof het doel.
The bullet hit the target.
de kok
the cook
de koker
the quiver
de kolibrie
the hummingbird
de kolonisten
the settlers
de kom
the bowl
de komende dagen
the next few days
de komende jaren
the next few years
de komkommer
the cucumber
de komma
the comma