Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (2) 1 (13) 2 (8) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2092) B (748) C (1246) D (861) E (542) F (748) G (444) H (1134) I (1994) J (126) K (83) L (527) M (746) N (384) O (450) P (898) Q (36) R (538) S (1880) T (7199) U (162) V (129) W (1218) X (4) Y (380) Z (21)
English Dutch Recording Learn
When two (or more) words together form one new word, it is called a compound. Als twee (of meer) woorden samen één nieuw woord vormen, heet dat een samenstelling.
when we had the idea toen we het idee hadden
when we started toen we begonnen
When were you born? Wanneer ben je geboren?
When will my suitcase be found? Wanneer wordt mijn koffer gevonden?
When will the next concert happen? Wanneer zal het volgende concert optreden?
When will this bus arrive in Brussels? Wanneer komt deze bus aan in Brussel?
When will this train arrive in Brussels? Wanneer komt deze trein aan in Brussel?
When will you finish your assignment? Wanneer zul je je opdracht afmaken?
when you need to speak French wanneer er Frans gesproken moet worden
Whenever a new Apple iPhone is born, sales peak of second-hand models. Telkens wanneer Apple een nieuwe iPhone boven de doopvont houdt, piekt de verkoop van tweedehands modellen.
Whenever he comes up to Tokyo, he stays with us. Telkens als hij in Tokio komt, brengt hij de nacht bij ons door.
Whenever I meet her, I get the desire to kiss her. Telkens als ik haar ontmoet krijg ik het verlangen haar te kussen.
Whenever I see him he reminds me of my late grandfather. Telkens wanneer ik hem zie, herinnert hij me aan mijn overleden grootvader.
Whenever I see this, I remember him. Telkens als ik dit zie moet ik aan hem denken.
Whenever I think of you, I thank God. Telkens als ik aan u denk, dank ik God.
where waar
Where are my parents? Waar zijn mijn ouders?
Where are the children? Waar zijn de kinderen?
Where are the passports? Waar zijn de paspoorten?
Where are there a lot of bars? Waar zijn er veel bars?
Where are there a lot of hotels? Waar zijn er veel hotels?
Where are there a lot of restaurants? Waar zijn er veel restaurants?
Where are there a lot of sites to see? Waar zijn er veel bezienswaardigheden?
Where are we going to have lunch? Waar gaan we lunchen?
Where are we going? Waar gaan we heen?
Where are we meeting? Waar spreken we af?
Where are we Sir? Waar zijn we, meneer?
Where are we? Waar zijn we?
Where are you from? (formal) Waar komt u vandaan?
Where are you from? Waar kom je vandaan?
Where are you going Sir? Waar gaat u heen, meneer?
Where are you going to have lunch? Waar ga je lunchen?
Where are you going? Waar ga je heen?
Where are you Sir? Waar bent u meneer?
Where are you taking me? Waar brengt u me heen?