Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - K

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
kalashnikov kalasjnikov
Kate (girl’s name) Kate
kayaking kajakken
keep (plural) houden
Keep moving. Blijf bewegen.
Keep speaking, because you speak well. Blijf praten, want je spreekt goed.
Keep the window closed. Hou het raam dicht.
Keep your decency and bow to the old duck that you see there. Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend, die je daar ziet.
Keep your decency and bow to the old duck you see there: that is the most important of all; she is of Spanish descent, which is why she is so fat. Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend, die je daar ziet: dat is de voornaamste van alle; zij is van Spaanse afkomst, daarom is zij zo dik.
Keep your decency and bow to the old duck... Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend...
keeps off (3rd person singular) weert
kept (singular) hield
Kerry (surname) Kerry
Kerry rejects Syria conditions Kerry verwerpt voorwaarden Syrië
kettle ketel
kettle waterkoker
key (for locks) sleutel
key (on a keyboard) toets
keyboard toetsenbord
keyboard shortcut sneltoets
keys sleutels
keywords trefwoorden
Kharkiv Charkiv
kickback smeergeld
kicked trapte
kicked geschopt
kicked schopte
kidnapping ontvoering
kidney nier
kidneys nieren
kill (informal, 2nd person singular) om zeep helpt
kill dood
Kill the dragon. Dood de draak.
killed (past participle) gedood
kills me maakt me af
kilometer kilometer