Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - O

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
O (letter) O
oak eiken
oat haver
oath eed
oatmeal havermout
obedience gehoorzaamheid
obey gehoorzaam
Obey your teachers. Gehoorzaam je leraren.
object of ridicule mikpunt van spot
objecten objecten
objection bezwaar
obligated verplicht
obliged verplicht
observatories observatieposten
observed (past participle) nageleefd
obstacle obstakel
obstacles belemmeringen
obstacles obstakels
obstruction belemmering
Obviously a hug must remain possible. Uiteraard moet een knuffel mogelijk blijven.
Obviously, I was scared. Uiteraard was ik bang.
occupied bezet
occupied bezette
occurring voorkomende
ocean oceaan
Oceania Oceanië
October oktober
odd vreemde
odd eigenaardige
of van
of aan
of course uiteraard
Of course not. Uiteraard niet.
Of course, he knows the answer. Uiteraard weet hij het antwoord.
Of course, I love chocolate. Uiteraard hou ik van chocolade.
Of course, the results are impressive. Uiteraard zijn de resultaten indrukwekkend.