Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

1 (8) 2 (4) A (1842) B (702) C (1180) D (820) E (504) F (667) G (408) H (1023) I (1717) J (119) K (77) L (483) M (674) N (342) O (383) P (854) Q (32) R (515) S (1707) T (6805) U (155) V (124) W (1101) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a support base een draagvlak
a survey een rondvraag
a sustainable approach een duurzame omgang
a sweet little black cat een lieve, kleine, zwarte kat
a sweet pepper een zoete peper
a sweet, small, black kitten een lief, klein, zwart katje
a swelling on the cheek een zwelling op de wang
a sympathetic sound een meelevend geluidje
a table een tafel
A table for four please. Een tafel voor vier aub.
A table for one, please. Een tafel voor één, alstublieft.
A table for three please. Een tafel voor drie aub.
A table for two please. Een tafel voor twee aub.
a tail een staart
a tall woman een lange vrouw
a tapestry een wandkleed
a tattered, frayed wizard hat een verfomfaaide, gerafelde tovenaarshoed
a tea een thee
A tea with milk, please. Een thee met melk, alstublieft.
a teacher een leraar
a team een team
a tear (rip or split) een scheur
a technical expert een technisch deskundige
a television een televisie
a temporary notification een tijdelijke melding
a test environment een test omgeving
a textbook een leerboek
a textbook example een schoolvoorbeeld
a theater een theater
a theater association een toneelvereniging
a theme park een themapark
a theory een theorie
a thick layer of soot een dikke roetlaag
a thick woolen balaclava een dikke wollen bivakmuts
a thief een dief
a third een derde