Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (13) 2 (8) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2100) B (749) C (1247) D (861) E (542) F (748) G (443) H (1137) I (1994) J (126) K (83) L (528) M (747) N (384) O (451) P (898) Q (36) R (538) S (1880) T (7211) U (162) V (129) W (1218) X (4) Y (380) Z (21)
English Dutch Recording Learn
a steaming cup een dampende beker
a steel een staal
a steep mountain slope een steile berghelling
a still water een stilstaand water
A stitch in time saves nine. Voorkomen is beter dan genezen.
A storm breaks loose. Een storm barst los.
A storm prevented the plane from taking off. Door een storm is het vliegtuig niet kunnen vertrekken.
a story een verhaal
a straw een rietje
a stray cat een zwerfkat
A stray cat came into our garden. Een zwerfkat kwam naar onze tuin.
a stray dog een zwerfhond
a strict prison sentence een strenge gevangenisstraf
a strike notice een stakingsaanzegging
a strip of fabric een reep stof
a strip of land een reep land
a stroller een kinderwagen
a strong team een hecht team
a stronger defense een sterkere defensie
a structured, resource-oriented approach een structurele, brongerichte aanpak
a stubborn child een koppig kind
a student een student
a stunning scene een verbluffend tafereel
a subject een onderwerp
a sugar een suiker
a suicide note een afscheidsbrief
a suitcase een koffer
a sullen face een nors gezicht
a support base een draagvlak
a survey een rondvraag
a sustainable approach een duurzame omgang
a sweet een snoepje
a sweet little black cat een lieve, kleine, zwarte kat
a sweet pepper een zoete peper
a sweet, small, black kitten een lief, klein, zwart katje
a swelling on the cheek een zwelling op de wang