Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

1 (8) 2 (4) A (1842) B (702) C (1180) D (820) E (504) F (667) G (408) H (1023) I (1717) J (119) K (77) L (483) M (674) N (342) O (383) P (854) Q (32) R (515) S (1707) T (6805) U (155) V (124) W (1101) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a thorn een doorn
a thorough analysis een gedegen analyse
A ticket to London please. Een ticket naar Londen alstublieft.
a time een tijd
a tin of brown shoe polish een blikje bruine schoensmeer
A tiny spark may become a great flame. Een kleine vonk kan een grote vlam worden.
a tip een fooi
a tip of ten euros een fooi van tien euro
a tirade of abuse een scheldtirade
a tissue een weefsel
a toad een pad
a toaster een broodrooster
a tomato een tomaat
A tomato juice, please. Tomatensap, alstublieft.
a toothpick een tandenstoker
a torch een zaklamp
A torch is a stick that gives light by means of fire. Een toorts is een stok die door middel van vuur licht geeft.
A tortoise is slow. Een schildpad is traag.
a tractor een tractor
a trade war een handelsoorlog
a trailer een aanhangwagen
a translator een vertaler
a trap een valkuil
a trap een valstrik
A tray full of things that looked horribly similar to human nails. Een dienblad vol dingen die gruwelijk veel op menselijke nagels leken.
a tree snake een boomslang
a turning point een keerpunt
a twisted smile een verwrongen glimlach
A typical Greek pays only seven times a year with his bank card at the shop. Een doorsnee Griek betaalt slechts zeven maal per jaar met zijn bankkaart in de winkel.
a university een universiteit
a vacuum cleaner een stofzuiger
a van een bestelwagen
a vegetable een groente
a very beautiful and nice language een heel mooie en leuke taal
a very compassionate person een zeer meelevend persoon
a very large head een heel groot hoofd