Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (2) 1 (13) 2 (8) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2100) B (749) C (1247) D (861) E (542) F (748) G (443) H (1137) I (1994) J (126) K (83) L (528) M (747) N (384) O (451) P (898) Q (36) R (538) S (1880) T (7211) U (162) V (129) W (1218) X (4) Y (380) Z (21)
English Dutch Recording Learn
a sympathetic sound een meelevend geluidje
a table een tafel
A table for four please. Een tafel voor vier aub.
A table for one, please. Een tafel voor één, alstublieft.
A table for three please. Een tafel voor drie aub.
A table for two please. Een tafel voor twee aub.
a tablespoon een eetlepel
a tail een staart
a tall woman een lange vrouw
a tangle of colours een wirwar van kleuren
a tangle of emotions een wirwar van emoties
a tangle of ideas een wirwar van ideeën
a tangle of wires een wirwar van draden
a tapestry een wandkleed
a tattered, frayed wizard hat een verfomfaaide, gerafelde tovenaarshoed
a tea een thee
A tea with milk, please. Een thee met melk, alstublieft.
a teacher een leraar
a team een team
a tear (rip or split) een scheur
a teaspoon een theelepel
a technical expert een technisch deskundige
a television een televisie
a temporary notification een tijdelijke melding
a test environment een test omgeving
a textbook een leerboek
a textbook example een schoolvoorbeeld
a theater een theater
a theater association een toneelvereniging
a theme park een themapark
a theory een theorie
a thick layer of soot een dikke roetlaag
a thick woolen balaclava een dikke wollen bivakmuts
a thief een dief
a third een derde
a thistle een distel