Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (2) 1 (16) 2 (9) A (760) B (1159) C (210) D (4158) E (1653) F (206) G (959) H (2458) I (1495) J (308) K (792) L (470) M (781) N (423) O (848) P (536) Q (2) R (406) S (1127) T (1136) U (202) V (1338) W (1240) X (3) Y (88) Z (1028)
Dutch Recording English Learn
Ik ben erg teleurgesteld in u.
I am very disappointed in you.
Ik ben geboren in Chicago.
I was born in Chicago.
Ik ben geboren in februari.
I was born in February.
Ik ben geboren op 16 juni 1978.
I was born on the 16th of June 1978.
Ik ben geboren op 22 juni 1976.
I was born on the 22nd of June 1976.
Ik ben geen burger van Japan.
I am not a citizen of Japan.
Ik ben geen separatist.
I’m not a separatist.
Ik ben geheel terneergeslagen.
I am completely dejected.
Ik ben gek op mijn werk.
I like my job very much.
Ik ben gelukkig.
I’m happy.
Ik ben genezen.
I’m cured.
Ik ben gescheiden.
I am divorced.
Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
I’m married and I have two children.
Ik ben gewend aan een koud klimaat.
I am accustomed to cold weather.
Ik ben gewend aan het lawaai.
I’m used to the noise.
Ik ben gewend aan lage temperaturen.
I am used to low temperatures.
Ik ben gewond.
I’m injured.
Ik ben gewoon benieuwd.
I’m just curious.
Ik ben gewoon zeer moe en loom de laatste tijd.
I’m just very tired and sleepy lately.
Ik ben gisteren naar school geweest.
I went to school yesterday.
Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
I didn’t go shopping yesterday.
Ik ben graag onderdanig.
I like to be submissive.
Ik ben haar toevallig tegengekomen op straat.
I happened to meet her in the street.
Ik ben het bijna vergeten.
I almost forgot.
Ik ben het eens met de stelling van de auteur.
I agree with the author’s position.
Ik ben het niet eens.
I disagree.
Ik ben het vergeten.
I forgot.
Ik ben het.
It’s me.
Ik ben heus niet van gisteren.
I wasn’t born yesterday.
Ik ben hier.
I am here.
Ik ben immers niet dom.
I am not stupid after all.
Ik ben in Australië afgestudeerd.
I went to college in Australia.
Ik ben in elkaar geslagen.
I got beaten up.
Ik ben in verwachting.
I am pregnant.
Ik ben je dankbaar voor je hulp.
I’m grateful for your help.
Ik ben jouw houding zat.
I’m fed up with your attitude.