Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (725) B (1137) C (203) D (3996) E (1485) F (204) G (926) H (2279) I (1326) J (285) K (778) L (467) M (720) N (392) O (816) P (530) Q (2) R (398) S (1118) T (1104) U (194) V (1273) W (1139) X (3) Y (88) Z (944)
Dutch Recording English Learn
het omslag
the cover
het onaffe land
the unfinished country
het onderdeel
the part
het onderhemd
the undershirt
het onderscheid
the distinction
Het onderscheid is niet altijd precies.
The distinction is not always precise.
het onderwerp
the subject
het onderwerp
the topic
het onderwijs
the education
het onderzoek
the examination
Het onderzoek richtte zich op het vertragen van bederf.
The research focused on slowing down decay.
het ondeugd
the rascal
het ongemak
the inconvenience
het ongeval
the accident
het ontbijt
the breakfast
Het ontbijt is gereed.
Breakfast is ready.
Het ontplofte met een luide knal.
It exploded with a loud noise.
het ontslag
the resignation
het onweer
the thunderstorm
het oog
the eye
het oor
the ear
het oordeel van de jury
the verdict of the jury
Het oordeel van de rechter is definitief.
The judge’s decision is final.
Het oordeel was rechtvaardig.
The judgement was fair.
het oorsuizen
the tinnitus
het oosten
the east
het openbaar ministerie
the public prosecutor’s office
het openbaar vervoer
the public transport
Het opstellen, documenteren en onderhouden van ontwikkelprocessen.
Preparing, documenting and maintaining development processes.
het optreden
the appearance
Het optreden was verdomd luid.
The gig was as loud as hell.
het orgaan
the organ
Het orgel rust op rood marmeren zuilen en is verfraaid met talrijke versieringen.
The organ is supported by red marble columns and embellished with countless decorations.
het orkest
the orchestra
het ouderschap
the parenting
het ouderschapsverlof
the parental leave