Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - I

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1356) B (616) C (991) D (685) E (434) F (568) G (334) H (820) I (1381) J (102) K (66) L (425) M (587) N (315) O (329) P (728) Q (29) R (435) S (1482) T (5919) U (124) V (115) W (856) Y (302) Z (13)
English Dutch Recording Learn
implementation

implementatie

impolitely

onbeleefd

import

import

import

invoer

import (plural)

importeren

import duties

importheffingen

important

belangrijk

important (long form)

belangrijke

imposed

opgelegde

impossible (long form)

onmogelijke

impossible

onmogelijk

impoverishes (3rd person singular)

verarmt

impression

indruk

impressive

indrukwekkend

imprisonment

gevangenschap

imprisonment

hechtenis

imprisonment

gevangenisstraf

improper recruiting practices

ongepaste wervingspraktijken

impunity

straffeloosheid

in

over

in

in

in

op

In a corner formed by two houses (paragraph)

In een hoek, die gevormd werd door twee huizen (paragraaf)

In a corner formed by two houses, one of which protruded a little more than the other, she squatted down.

In een hoek, die gevormd werd door twee huizen, waarvan het ene een weinig meer dan het andere vooruitsprong, zette zij zich op haar hurken neer.

In a few moments you will receive a confirmation.

Binnen enkele ogenblikken ontvangt u een bevestiging.

in a fit of sobs

in een toeval van gesnik

in a hoarse whisper

op schorre fluistertoon

in a transparent and honest way

op een transparante en eerlijke manier

in absentia

verstek

in addition

bovendien

in addition to

bovenop

in advance

op voorhand

in advance

van tevoren

in advance

vooraf

in all probability

hoogstwaarschijnlijk

in an instant

in een handomdraai