Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - H

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
Have you got used to eating Japanese food yet? Ben je al gewend aan Japans eten?
Have you intercepted my letters? Heb jij m’n brieven onderschept?
Have you made provisions? Heb je voorzieningen getroffen?
have you not Heb je dat niet?
Have you not come into a warm room and don’t you have a company from which you can learn something? Ben je niet in een warme kamer gekomen en heb je niet een gezelschap, waarvan je nog wat kunt leren?
Have you packed your bags? Heb je je tassen ingepakt?
Have you recently experienced palpitations or felt like your heart was racing? Hebt u onlangs hartkloppingen gehad of voelde het alsof uw hart tekeer ging?
hay hooi
haystack hooiberg
haze waas
he hij
he accompanies me everywhere hij vergezelt me overal
He acted purely out of self-interest. Hij handelde louter uit eigenbelang.
He acted very arrogantly during the conversation. Hij gedroeg zich erg verwaand tijdens het gesprek.
He acts holy, but he is a hypocrite. Hij doet alsof hij heilig is, maar hij is een schijnheilige.
He actually had to turn a beetle into a button. Hij moest eigenlijk een kever in een knoop veranderen
He already tried five different hair-growing supplements to no avail. Hij probeerde al vijf verschillende haargroeimiddelen, maar zonder baat.
He already would have been happy if the ducks would have accepted him around them Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden
He also has an apple. Hij heeft ook een appel.
He also promised a strong foreign policy. Hij beloofte ook een sterk buitenlands beleid.
He always makes a fool of others. Hij spot altijd met de anderen.
He always says “Hello” when I see him. Telkens als ik hem zie, zegt hij “Goeiedag!”.
he asked me hij vroeg me
He asked me whether I could do him a favour. Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
He bears the responsibility. Hij draagt de verantwoordelijkheid.
He became very rich before he died. Hij werd aanzienlijk rijk voordat hij stierf.
he becomes hij wordt
He bent forward eagerly. Hij boog zich gretig voorover.
He broke his collar bone. Hij brak zijn sleutelbeen.
He can play baseball. Hij kan honkballen.
He can play the flute. Hij kan fluit spelen.
He caught the thief red-handed. Hij betrapte de dief op heterdaad.
He chewed on his hamburger. Hij kauwde op zijn hamburger.
He clenched his fist. Hij balde zijn vuist.
He committed suicide. Hij heeft zelfmoord gepleegd.
He constantly criticizes other people. Hij bekritiseert voortdurend andere mensen.