Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - H

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
He gave the dog a bone. Hij gaf een bot aan de hond.
He gestured with his head to a pillar. Hij gebaarde met zijn hoofd naar een pilaar.
He gets his hair cut once a month. Hij laat zijn haar eens per maand knippen.
He got angry over nothing. Hij werd nijdig om niets.
He got expelled for lewd conduct. Hij werd geschorst voor onzedelijk gedrag.
He got lost in the forest. Hij is verdwaald in het bos.
He grabbed me by the collar. Hij greep me bij mijn kraag.
He grabbed the chance to get a job. Hij greep de gelegenheid aan om werk te krijgen.
He groped in the dark. Hij tastte in het donker.
he grows hij groeit
He had a hole in his sock. Hij had een gat in zijn sok.
He had always been a bit of an oddball. Hij was altijd nogal een zonderling.
He had asked for 50 euros. Hij had 50 euro gevraagd.
He had broken up with his wife. Hij heeft met zijn vrouw gebroken.
He had his hair cut short. Hij liet zijn haar kort knippen.
He had never looked so disturbed. Hij had er nog nooit zó gestoord uitgezien.
He had nightmares. Hij had nachtmerries.
He had no defense against it. Hij had geen verweer waartegen.
He had only a few euros left in his pocket. Hij had nog maar luttele euro’s op zak.
he had to hij moest
He had to take a deep breath before he spoke. Hij moest diep inademen voordat hij sprak.
He hardly ever takes a shower. Hij neemt vrijwel nooit een douche.
he has hij heeft
He has a beard. Hij heeft een baard.
He has a body piercing. Hij heeft een piercing.
He has a creative capacity that is admirable. Hij heeft een scheppend vermogen dat bewonderenswaardig is.
He has a dog. Hij heeft een hond.
He has a foreign car. Hij heeft een buitenlandse wagen.
He has a gun. Hij heeft een pistool.
He has a hearty laugh. Hij heeft een gulle lach.
He has a lot of authority. Hij heeft veel gezag.
He has a lot of books on history. Hij heeft veel boeken over de geschiedenis.
He has a lot of self confidence. Hij heeft veel zelfvertrouwen.
He has a lover in Paris. Hij heeft een liefje in Parijs.
He has big ears. Hij heeft grote oren.
He has changed his address. Hij heeft zijn adres gewijzigd.