Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - O

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (722) B (1134) C (202) D (3986) E (1478) F (204) G (926) H (2261) I (1326) J (285) K (773) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1099) U (194) V (1270) W (1139) X (3) Y (88) Z (938)
Dutch Recording English Learn
op de universiteit
at university
op de voorgrond
at the forefront
op de zaterdagavond
on Saturday night
Op die manier worden andere luchtvaartmaatschappijen in de tang genomen.
In that way other airlines are grabbed by the short and curlies.
op dieet zijn
to be on a diet
Op een dag zullen we het weten.
One day, we’ll know.
op een kier
ajar
op een transparante en eerlijke manier
in a transparent and honest way
op het eind
at the end
op het plafond
on the ceiling
Op het valreep besloot hij niet te gaan.
At the last minute, he decided not to go.
op het werk
at work
op heterdaad
red-handed (long form)
op heterdaad betrapt
caught red-handed
op hun tenen
on their toes
op kousenvoeten
on tiptoe
Op maandag begint mijn les om 8:00 uur.
On Monday my class starts at 8:00 am.
op maat
tailor-made
op mijn gemak
at ease
op prijs stellen
to appreciate
op prille leeftijd
at an early age
op school
at school
Op school hebben we godsdienst als vak.
At school we have religious education as a subject.
op schorre fluistertoon
in a hoarse whisper
op sleeptouw
under guidance
op sleeptouw genomen
taken in tow
op tafel
on the table
op te lossen
to solve (long form)
op te scheppen
to show off (long form, separated)
op te slaan
to save (long form)
op te wekken
to generate
op twee gedachten hinken
to be in two minds
op twee na
third
op vakantie gaan
to go on holiday
op vier na
fifth
op voorhand
in advance