Dutch-English Dictionary - O

0 (2) 1 (19) 2 (10) A (782) B (1193) C (214) D (4222) E (1691) F (214) G (978) H (2500) I (1511) J (314) K (812) L (490) M (795) N (436) O (878) P (548) Q (2) R (429) S (1179) T (1161) U (213) V (1374) W (1265) X (3) Y (88) Z (1054)

Dutch	English	Learn
oorlel	earlobe	Learn
oorlog	war	Learn
oorlogen	wars	Learn
Oorlogen brengen littekens.	Wars bring scars.	Learn
oorlogswapen	weapon of war	Learn
oorsmeer	earwax	Learn
oorsprong	origin	Learn
oorspronkelijk	original	Learn
oorspronkelijke	original (long form)	Learn
oorsuizen	tinnitus	Learn
oorverdovende	deafening	Learn
oorverdovende kreten	deafening cries	Learn
oorwurm	earwig	Learn
oorzaak	cause	Learn
oost	east (adjective)	Learn
Oost-Indisch doof	totally deaf	Learn
oostelijke	eastern	Learn
oosten	east	Learn
Oostenrijk	Austria	Learn
op	up	Learn
op	on	Learn
op	by	Learn
op	to	Learn
op	at	Learn
op	in	Learn
op	picked up (separable verb part)
op	to boast (separable verb part)
op	about	Learn
Op 24 juni is het Sint-Jansdag.	On the twenty-fourth of June, it’s Saint John’s Day.	Learn
Op 25 december is het Kerstmis!	On the twenty-fifth of December, it’s Christmas Day!	Learn
Op 4 mei loopt de hele wereld de Wings for Life World Run voor een remedie tegen ruggenmergletsel.	On May 4, runs the world the Wings for Life World Run for a cure for spinal cord injuries.	Learn
op de derde overloop stond een deur op een kier	on the third landing a door stood ajar	Learn
op de eerste november	on the first of November	Learn
Op de jaarlijkse hoogmis van de technologie pakken veel bedrijven uit met nieuwtjes en productlanceringen.	At the annual high mass of technology, many companies release news and product launches.	Learn
op de kar springen	to jump on the bandwagon	Learn
op de markt	at the market	Learn