Hij wist dat Perkamentus die smoes onmiddellijk zou doorzien.
Hij weet alles.
Hij lachte uitbundig.
Hij lachte vreugdeloos.
hij moest zo vreselijk lachen dat hij zich nauwelijks kon verroeren
Hij slaakte een kreetje van verrukking toen hij hen zag.
Hij talmt al maanden met het afleveren van de bouwvergunning, ondanks het positief advies van de Overlegcommissie.
Hij woont in het Verenigd Koninkrijk.
Hij keek naar de afbeelding.
Hij oogde neerslachtig.
Hij zocht zijn sleutels.
Hij zocht naar de sleutel.
Hij maakte een flauwe grap.
hij meer geluid maakte dan verstandig was
hij moet
Hij moet zich bewust zijn van het gevaar.
Hij moet de auto wegslepen.
Hij kijkt nooit televisie.
Het gevoelde zich nu verheugd over al de nood en de ontberingen, die het doorgestaan had.
Hij bood hulp aan de kreupele oude vrouw.
Hij schrijft zijn mislukkingen vaak toe aan pech.
Hij komt vaak.
Hij deed de deur open.
Hij heeft een bier besteld.
Hij gaf me het bevel om op te staan.
hij ijsbeerde heen en weer voor de haard
Hij speelt trombone.
Hij is de nieuwe situatie rap gewoon geworden.
hij liep
Hij rende naar de keuken en voelde zijn maag driemaal omkeren.
Hij besefte onbehaaglijk dat iedereen hem aanstaarde.
Hij ontving een toekenning voor zijn prestaties.
Hij ontving een vergoeding.
hij vervangt
Hij reageerde op de kritiek met een minzaam glimlachje.
hij wreef over zijn kin