Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (724) B (1134) C (202) D (3987) E (1478) F (204) G (926) H (2262) I (1326) J (285) K (775) L (466) M (719) N (392) O (816) P (529) Q (2) R (395) S (1114) T (1100) U (194) V (1271) W (1139) X (3) Y (88) Z (939)
Dutch Recording English Learn
de ontwikkelingen
the developments
de ontwikkelprocessen
the development processes
de onverdraagzaamheid
the intolerance
de onvoltooid verleden tijd
the simple past tense
de onvrede
the dissatisfaction
de ooievaar
the stork
de oom
the uncle
de oorlog
the war
De oorlog eindigde.
The war ended.
De oorlog heeft jarenlang gewoed.
The war has raged for years.
de oorsprong
the origin
de oorspronkelijke focus
the original focus
de oorzaak
the cause
de opa
the grandfather (informal)
de opdracht
the assignment
De opdracht moet vóór vrijdag worden ingeleverd.
The assignment must be submitted before Friday.
de opdrachten
the assignments
De opdrachten moeten voor het einde van de week klaar zijn.
The assignments must be completed by the end of the week.
de opdrachtgever
the client
de openbare weg
the public road
De openbaring kwam tot hem in een droom.
The revelation came to him in a dream.
de openstaande functie
the vacancy
De operatie is goed verlopen.
The operation went well.
De ophef over het schilderij was enorm.
The commotion about the painting was huge.
De ophef trok veel aandacht.
The commotion attracted much attention.
de opheldering
the clarification
de oplegger
the semi-trailer
de opleiding
the training
de oplossing
the solution
de oplossingen
the solutions
de opluchting
the relief
de opmaak
the layout
de opmars
the advance
de opname
the recording
de opnames
the recordings
de oprichting
the establishment