Dutch-English Dictionary - D

1 (9) 2 (4) A (735) B (1149) C (203) D (4040) E (1522) F (204) G (933) H (2337) I (1357) J (289) K (779) L (467) M (731) N (412) O (823) P (530) Q (2) R (399) S (1120) T (1123) U (196) V (1303) W (1155) X (3) Y (88) Z (975)

Dutch	English	Learn
donkere	dark (inflected form)	Learn
donut	donut	Learn
donzen	feather-down	Learn
dood	dead	Learn
dood	death	Learn
dood	kill	Learn
Dood de draak.	Kill the dragon.	Learn
dood en verval	death and decay	Learn
doodgevroren	frozen to death	Learn
doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.	frozen to death on the last evening of the year.	Learn
doodsbang	terrified	Learn
doodsbleek	deadly pale	Learn
doodse	deadly	Learn
doodslag	manslaughter	Learn
doodstil	dead silent	Learn
doodtij	neap tide	Learn
doof	deaf	Learn
doofpot	cover-up	Learn
dooie	dead	Learn
dook	dived (singular)	Learn
dool	roam	Learn
doolhof	maze	Learn
doop	baptism	Learn
doopsel	baptism	Learn
doopvont	baptismal font	Learn
door	by	Learn
door	forward (part 1, 1st person singular)
door	penetrated (part 1)
door	through (part 1)
door	through	Learn
Door de glans der zon beschenen, stond daar een oud kasteel, dat door een diepe gracht omgeven was, en van de muur tot aan het water groeide dicht kreupelhout.	Lit up by the blazing sun, there stood an old castle, that was surrounded by a deep canal, and from the wall to the water thick brushwood was growing.	Learn
Door de val brak hij een bot in zijn been.	Because of the fall, he broke a bone in his leg.	Learn
Door een storm is het vliegtuig niet kunnen vertrekken.	A storm prevented the plane from taking off.	Learn
Door een vonk ontplofte het buskruit.	A spark caused the gunpowder to explode.	Learn
door een waas van regen	through a haze of rain	Learn
door het lint	berserk	Learn