Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (2) 1 (13) 2 (8) 3 (1) 4 (1) 6 (1) 7 (1) 8 (1) 9 (1) A (2092) B (748) C (1246) D (861) E (542) F (748) G (444) H (1134) I (1994) J (126) K (83) L (527) M (746) N (384) O (450) P (898) Q (36) R (538) S (1880) T (7199) U (162) V (129) W (1218) X (4) Y (380) Z (21)
English Dutch Recording Learn
We couldn’t be more excited. We konden niet meer opgetogen zijn.
We did everything together. We deden alles samen.
We didn’t do anything wrong. We hebben niets verkeerd gedaan.
We didn’t find anything to eat. We hebben niets gevonden om te eten.
we didn’t give it the proper attention then wij schonken daar toen niet de juiste aandacht aan
we didn’t know wij wisten niet
We didn’t know which bus to take. We wisten niet welke bus we moesten nemen.
We didn’t play well. We hebben niet goed gespeeld.
We discussed how we could organize the party. We bespraken hoe we het feest konden organiseren.
We do not know all the characteristics of the virus. We niet alle eigenschappen van het virus kennen.
We don’t have time to argue. We hebben geen tijd om te discussiëren.
We don’t know anything about Istanbul. We weten niets over Istanboel.
We don’t meet anyone by chance. We ontmoeten niemand toevallig.
We don’t need any more problems. We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.
We don’t trust strangers. Wij vertrouwen geen vreemdelingen.
We don’t understand you? Begrijpen wij je niet?
We drew a grid on the paper to make the boxes equal. We tekenden een rooster op het papier om de vakjes gelijk te maken.
We eat a lot of pasta. We eten veel pasta.
We even have colour television. We hebben zelfs kleurentelevisie.
We expect a commitment. We verwachten een toezegging.
We feel very safe here. We voelen ons hier erg veilig.
We fell asleep. We vielen in slaap.
We fix all kinds of clocks here. We repareren allerlei soorten klokken hier.
We found a turtle in the garden. We vonden een schildpad in de tuin.
We found all sorts of interesting things. We vonden allerlei interessante dingen.
We found bed bugs on the mattress. We vonden bedwantsen in het matras.
we go wij gaan
we go to school wij gaan naar school
We got lost in the streets. We raakten verdwaald op straat.
we had We hadden
We had oysters earlier. We hadden oesters eerder.
We happened to be on the same train. We zaten toevallig in dezelfde trein.
We happened to get on the same bus. We stapten toevallig op dezelfde bus.
We hardly see him around here. We zien hem hier amper.
we have wij hebben
We have a great opportunity. We hebben een mooie gelegenheid.