Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (8) 2 (4) 3 (1) 4 (1) A (1811) B (693) C (1165) D (812) E (500) F (654) G (400) H (994) I (1698) J (119) K (75) L (477) M (672) N (342) O (376) P (844) Q (32) R (508) S (1689) T (6705) U (154) V (124) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
We don’t need any more problems. We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.
We don’t trust strangers. Wij vertrouwen geen vreemdelingen.
We don’t understand you? Begrijpen wij je niet?
We eat a lot of pasta. We eten veel pasta.
We even have colour television. We hebben zelfs kleurentelevisie.
We expect a commitment. We verwachten een toezegging.
We feel very safe here. We voelen ons hier erg veilig.
We fell asleep. We vielen in slaap.
We fix all kinds of clocks here. We repareren allerlei soorten klokken hier.
We found a turtle in the garden. We vonden een schildpad in de tuin.
We found all sorts of interesting things. We vonden allerlei interessante dingen.
We got lost in the streets. We raakten verdwaald op straat.
we had We hadden
We had oysters earlier. We hadden oesters eerder.
We happened to be on the same train. We zaten toevallig in dezelfde trein.
We happened to get on the same bus. We stapten toevallig op dezelfde bus.
We hardly see him around here. We zien hem hier amper.
we have wij hebben
We have a great opportunity. We hebben een mooie gelegenheid.
We have an understanding. We hebben een overeenkomst.
We have decided to ask for clarification. We hebben beslist om opheldering te vragen.
We have good neighborhoods. Wij hebben goede wijken.
We have lunch at around three o’clock in the afternoon. Omstreeks drie uur in de middag gaan we lunchen.
We have no one to help us. We hebben niemand om ons te helpen.
We have no water. Wij hebben geen water.
We have reached an agreement. We hebben een overeenkomst gesloten.
We have scheduled an emergency meeting. Wij hebben spoedoverleg gepland.
we have searched everywhere wij hebben overal gezocht
We have taken office. Wij zijn aangetreden.
We have three minutes. We hebben drie minuten.
We have to get off here. Hier moeten we uitstappen.
We have to go now. We moeten nu gaan.
We have to keep it going now. We moeten het nu gaande houden.
We have to leave now if we want to get home before dark. Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
We have to start at once. We moeten meteen beginnen.
We have to wait for Tom. We moeten op Tom wachten.