Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - W

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (9) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1338) B (609) C (979) D (669) E (430) F (563) G (332) H (807) I (1361) J (101) K (63) L (419) M (578) N (313) O (328) P (722) Q (29) R (431) S (1457) T (5876) U (122) V (114) W (845) Y (299) Z (13)
English Dutch Recording Learn
well-behaved

braaf

well-known (long form)

bekende

well-known

bekend

well-mannered

welopgevoed

went

begaven

went

verliep

went (singular)

ging

went

gingen

went to the bedroom

ging naar de slaapkamer

were

waren

were

was

were burning

brandden

were leaving

weggingen

Were my questions difficult?

Waren mijn vragen lastig?

Were you married at that time?

Was je op dat moment getrouwd?

were; became

werden

west

westen

western

westelijke

wet

nat

We’ll contact him.

We zullen contact met hem opnemen.

We’ll fail.

We zullen falen.

We’re all married men.

We zijn allemaal getrouwde mannen.

We’re amateurs.

We zijn amateurs.

We’re architects.

We zijn architecten.

We’re building a wall.

We bouwen een muur.

We’re glad you were able to come.

We zijn blij dat je kon komen.

We’re going hiking this afternoon.

We gaan wandelen deze namiddag.

We’re going skiing tomorrow.

We gaan skiën morgen.

We’re going to freeze to death.

Straks vriezen we nog dood.

We’re going to Germany.

We gaan naar Duitsland.

We’re going to have a lot of fun.

We gaan veel plezier beleven.

We’re homeless.

We zijn dakloos.

We’re influenced by our environment.

We worden beïnvloed door onze omgeving.

We’re moving tomorrow.

We gaan morgen verhuizen.

We’re not alone.

We zijn niet alleen.

We’re not crazy.

We zijn niet gek.